Invulling tussentijdse OR-vacatures kan niet naar eigen inzicht
Feiten
Bij de gemeente Amsterdam heeft in 2015 een ingrijpende herstructurering plaatsgevonden. Het is op dit moment nog onduidelijk wat er gaat gebeuren met de ondernemingsraden van de verschillende stadsdelen. In oktober 2014 zijn, in afwachting van de gevolgen van de herstructurering, leden gekozen voor de OR van het stadsdeel Zuid. Bij de verkiezingen hebben de Vrije Lijst en de Lijst Vooruitzien allebei zes zetels gekregen. De Lijst Abvakabo kreeg één zetel. Binnen de OR is er een conflict ontstaan tussen de Vrije Lijst en de Lijst Abvakabo enerzijds en de Lijst Vooruitzien anderzijds. Naar aanleiding van dit conflict hebben de zes leden van Lijst Vooruitzien hun werkzaamheden neergelegd. Deze leden zijn vervangen door kandidaten van de Vrije Lijst en de Lijst Abvakabo. De OR heeft de gemeente verzocht om de zes nieuwe leden van de OR verschillende faciliteiten toe te kennen, zoals een urenvrijstelling, een mobiele telefoon en een iPad. De gemeente heeft dit geweigerd. Daarnaast speelt er een conflict over een convenant tussen de OR en de gemeente. Dit convenant liep in 2013 af maar is op dat moment stilzwijgend verlengd. De gemeente zou het convenant nu op twee punten niet willen verlengen, namelijk de beschikbaarheid van een ambtelijk secretaris en een eigen budget. De OR heeft in kort geding gevorderd te bepalen dat de gemeente de nieuwe leden op gebruikelijke wijze moet faciliteren. Daarnaast vordert de OR te bepalen dat het convenant tussen de OR en de gemeente wordt nageleefd. De kantonrechter heeft de gevorderde voorzieningen afgewezen. De OR heeft hoger beroep ingesteld.Het oordeel van het hof
Het hof wijst op het reglement van de OR waarin is bepaald dat, in geval van een tussentijdse vacature, de OR de kandidaat als opvolger aanwijst die volgens de uitslag van de laatste verkiezingen daarvoor als eerste in aanmerking komt. Omdat er geen kandidaten meer beschikbaar waren had de OR tussentijdse verkiezingen moeten uitschrijven of in overleg met de bestuurder de vacature op een andere wijze moeten invullen. De OR heeft deze procedure niet gevolgd. Omdat de handelwijze van de OR zodanig in strijd is met het eigen reglement en met het beginsel dat een OR een afspiegeling dient te zijn van alle personeelsleden kan de gemeente niet gehouden worden daaraan medewerking te verlenen door de nieuwe leden te faciliteren. De vordering van de OR wordt daarom afgewezen. Ook de vordering met betrekking tot het convenant wordt afgewezen. Nadat de OR de samenwerking met de toenmalige secretaris met onmiddellijke ingang heeft beëindigd, heeft de gemeente zich voldoende ingespannen om een nieuwe secretaris te werven. De gemeente heeft verder in redelijkheid kunnen besluiten om de OR niet een ‘naar eigen inzicht te besteden’ budget toe te kennen. Het is voldoende aannemelijk geworden dat de OR het budget uit 2014 aanzienlijk heeft overschreden. Het convenant verplicht de gemeente niet tot het toekennen van een budget dat naar eigen inzicht kan worden besteed.Tips:
- In het OR-reglement is over het algemeen uitvoerig weergegeven op welke wijze verkiezingen dienen plaats te vinden en hoe moet worden omgegaan met vacatures in de OR. In de rechtspraak is al meerdere malen bevestigd dat een OR niet naar eigen inzicht van zijn reglement kan afwijken.
- In artikel 22 van de Wet op de Ondernemingsraden is neergelegd dat de ondernemer gehouden is om de kosten voor zijn rekening te nemen die redelijkerwijze noodzakelijk zijn voor de vervulling van de taak van de OR en zijn commissies. Uit deze uitspraak volgt dat deze verplichting alleen geldt ten opzichte van OR-leden die op de juiste wijze zitting in de OR hebben genomen.
- Om te voorkomen dat de (on)kostenvergoeding een terugkerend discussiepunt wordt, kan er in onderling overleg voor worden gekozen om de OR jaarlijks een budget toe te kennen dat hij naar eigen inzicht kan besteden. Zoals ook in deze uitspraak wordt bevestigd, is dit echter geenzins een verplichting.