Voordeelstoerekening bij kosten van herstel of vervanging beschadigde zaak?
Bij het uitbaggeren van een sloot heeft een aannemer een oude waterleiding van een drinkwaterbedrijf geraakt. De aannemer beroept zich op voordeelstoerekening (artikel 6:100 BW) voor wat betreft de van hem gevorderde herstelkosten van de waterleiding. In cassatie ligt de vraag voor of hier ruimte voor is bij de vaststelling van de te vergoeden schade.
De Hoge Raad memoreert het arrest TenneT/ABB van 8 juli 2016 en overweegt onder meer dat het bij de beoordeling van een beroep op voordeelstoerekening erom gaat dat genoten voordelen, voor zover dat redelijk is, mede in aanmerking moeten worden genomen bij de vaststelling van de te vergoeden schade. Daarvoor is allereerst vereist dat tussen de schadeveroorzakende gebeurtenis en de gestelde voordelen een condicio sine qua non-verband bestaat, in die zin dat sprake is van een voordeel dat zonder de schadeveroorzakende gebeurtenis niet zou zijn opgekomen.
Daarnaast dient het, mede gelet op artikel 6:98 BW, redelijk te zijn dat die voordelen in rekening worden gebracht bij de vaststelling van de te vergoeden schade. Bij de beoordeling van wat redelijk is, is onder meer van belang dat moet worden voorkomen dat de benadeelde tegen zijn wil een bepaald bestedingspatroon wordt opgedrongen.
De Hoge Raad maakt duidelijk dat het voorgaande óók geldt als het gaat om vergoeding van herstelkosten of vervanging van een bepaalde zaak.
Klik hier voor de uitspraak.