Uitkering op basis van dagwaarde of aanschafwaarde?
Na de diefstal van een auto ontstaat discussie over de omvang van de dekkingsverplichting van de verzekeraar waarbij een verzekering tegen diefstal is afgesloten. In het bijzonder gaat het daarbij om de vraag of de verzekeraar mag uitkeren op basis van de dagwaarde van de auto (en accessoires), of dat de verzekeraar de aanschafwaarde moet aanhouden.
Het hof is van oordeel dat de polisvoorwaarden zo moeten worden uitgelegd dat de verzekeraar in dit geval mag uitgaan van de dagwaarde. De polisvoorwaarden bepalen namelijk, kort gezegd, dat de dagwaarde wordt uitbetaald indien de aanschafwaarde van de auto niet kan worden aangetoond met een rekening of bankafschrift, terwijl appellant de aanschafwaarde van de auto onvoldoende heeft onderbouwd.
Omdat sprake is van een consument-verzekerde onderzoekt het hof nog ambtshalve of de betreffende polisvoorwaarden over de wijze waarop de (aanschaf)waarde van de auto en accessoires moet worden vastgesteld oneerlijk zijn in de zin van de Richtlijn oneerlijke bedingen. Dit is niet het geval. Het hof overweegt dat kan worden aangenomen dat een gemiddelde consument het redelijke belang van de verzekeraar bij dergelijke bedingen zou inzien en zou aanvaarden indien daarover afzonderlijk was onderhandeld. Van onredelijk bezwarende bedingen in de zin van artikel 6:237 onderdeel h BW, waar appellant nog een beroep op doet, is volgens het hof evenmin sprake.
Lees de uitspraak hier.