Nogmaals: als niet bewezen wordt wie door rood reed, hadden beiden groen licht (ook al kan dat niet)
30 september 2011
Nogmaals: als niet bewezen wordt wie door rood reed, hadden beiden groen licht (ook al kan dat niet)
Hoge Raad 8 juli 2011, LJN BP6996
Essentie
Aanrijding tussen twee automobilisten op een door verkeerslichten beveiligde kruising. Geen van beiden slaagt in het bewijs dat de ander door rood reed. Uitgangspunt is dan dat beiden door groen zijn gereden. Maatstaf voor zowel aansprakelijkheid als eigen schuld is gevaarzettend handelen. Bij schuldverdeling mag rechter afgaan op intuïtieve inzichten.
Samenvatting
Tussen twee automobilisten heeft een verkeersongeval plaatsgevonden op een door verkeerslichten beveiligde kruising. X wilde rechtdoor. Y, komend uit de tegenovergestelde richting, wilde links afslaan. X stelt dat hij op enige afstand zag dat het licht voor hem rood was, maar dat het op groen was gesprongen toen hij de kruising tot op 20 of 30 meter was genaderd. Dit is bevestigd door getuige A (werknemer van X), die heeft verklaard niet ver achter X te hebben gereden. Y stelt dat hij bij rood licht heeft staan wachten en is opgetrokken toen hij groen licht kreeg. Dit wordt bevestigd door B, die achter Y had gestaan. Y heeft X frontaal in de linkerflank geraakt. Vast staat dat onmogelijk is dat de verkeerslichten tegelijk op groen hebben gestaan.
De rechtbank achtte de verklaringen van Y en B overtuigender dan die van X en A en heeft daarom bewezen geacht dat X door rood licht was gereden (en de vordering van X afgewezen).
Volgens het hof was er geen reden om aan de verklaring van de ene of de andere getuige meer of minder gewicht toe te kennen, zodat beide partijen niet slagen in het bewijs van de stelling dat de ander door rood is gereden (en uitgangspunt is dat beiden groen licht hadden). Gelet op onder meer de ‘normale’ voorrangsregels en het feit dat X goed zichtbaar was, oordeelde het hof dat Y onvoldoende voorzichtig de kruising was opgereden. Ook X had volgens het hof echter oplettender moeten rijden. Het hof woog ieders bijdrage op 65 respectievelijk 35%, in het nadeel van Y.
De Hoge Raad laat het arrest van het hof in stand, daarbij onder meer overwegend dat het hof mocht volstaan met de door hem gegeven motivering voor het oordeel omtrent de getuigenverklaringen. Ook bevestigt de Raad dat het hof vervolgens de juiste maatstaf had aangelegd door als uitgangspunt te nemen dat beide bestuurders groen licht hadden en te beoordelen of hun gedrag – niettemin – gevaarzettend was. Tot slot overweegt de Raad dat ’s Hofs waardering van de wederzijds gemaakte fouten in belangrijke mate berust op intuïtieve inzichten zodat slechts beperkte motiveringseisen kunnen worden gesteld.
In perspectief
Vernieuwend is het arrest niet. De ‘spelregels’ voor de beoordeling van een situatie waarin tussen twee automobilisten een verkeersongeval plaatsvindt op een door verkeerslichten beveiligde kruising en zij beiden niet kunnen bewijzen dat de ander door rood is gereden, zijn door de Hoge Raad reeds gegeven in zijn arrest van 17 november 2006 (LJN AY9749). De Hoge Raad herhaalt dat bij de beantwoording van de vraag of in een dergelijk geval de ene automobilist aansprakelijk is tegenover de andere, uitgegaan dient te worden van de veronderstelling dat de aansprakelijk gestelde automobilist (de gedaagde) door groen licht is gereden. Deze gedaagde kan niettemin aansprakelijk zijn, indien deze onmiddellijk voor de aanrijding gevaarzettend heeft gehandeld en daardoor een situatie in het leven heeft geroepen waarin de mate van waarschijnlijkheid van een ongeval zo groot was dat hij zich van dat gedrag had moeten onthouden. Bij de beoordeling daarvan moeten alle omstandigheden van het geval in aanmerking worden genomen, waaronder (i) het verkeersgedrag van partijen onmiddellijk voorafgaand aan de aanrijding, (ii) de overzichtelijkheid van de kruising en (iii) of ter plaatse waarschuwingsborden waren geplaatst. Indien uit die beoordeling aansprakelijkheid van gedaagde blijkt, kan vervolgens de vraag aan de orde komen of sprake is van eigen schuld van benadeelde/eiser. Bij die vraag moet eveneens ervan worden uitgegaan dat eiser door groen licht is gereden.
Ook de regel dat de waardering van de wederzijds gemaakte fouten in belangrijke mate berust op intuïtieve inzichten van de rechter, is niet nieuw. Deze is ook te vinden in HR 4 mei 2001, NJ 2002/214.
Is er dan niks opvallends aan dit arrest? Ja, toch wel. Opmerkelijk is namelijk wel dat A had verklaard dat X al naast zijn auto stond te bellen toen A hem na het ongeval, op de naastgelegen rijstrook, voorbij reed. Dit lijkt toch de nodige vraagtekens op te roepen bij zijn verklaring dat hij kort achter X reed. Bovendien had de politie na het ongeluk vastgesteld dat meestal de rijrichting van Y groen licht krijgt ná de rijrichting van X, hetgeen de lezing van X (die het tegenovergestelde suggereert) eveneens minder geloofwaardig maakt. Ik twijfel of de Hoge Raad – gezien haar taak – daar nog iets mee kon, maar het leidt bij mij wel tot enige twijfel over de redelijkheid van de einduitkomst waarin Y voor 65% moet opkomen van de schade van X.