Op 24 maart 2023 oordeelde de Hoge Raad dat de maaltijdbezorgers van Deliveroo geen ZZP’ers maar werknemers zijn. De Hoge Raad gaf een aantal gezichtspunten die bij deze beoordeling van belang kunnen zijn. In deze bijdrage bespreken we de eerste (gepubliceerde) uitspraak sinds het arrest van de Hoge Raad. De kantonrechter van de rechtbank Limburg oordeelde in deze uitspraak dat de opdrachtnemer, die via een managementovereenkomst werkzaam was als manager, geen arbeidsovereenkomst had.
Waar ging de uitspraak over?
Begin 2022 verkocht de opdrachtnemer, via zijn holding BrandsCommerce GmbH, een online apotheek genaamd Disapo aan Douglas. De opdrachtnemer is na de verkoop aangebleven als manager en is benoemd tot statutair bestuurder van Disapo. In de managementovereenkomst is onder meer opgenomen dat partijen uitdrukkelijk geen arbeidsovereenkomst wensen overeen te komen. Daarnaast is opgenomen dat de opdrachtnemer onafhankelijk opereert en zijn werk zelf mag indelen. Na enkele maanden komen partijen met elkaar in conflict waarna Douglas de opdrachtnemer schorst. Kort daarop wordt de opdrachtnemer in een aandeelhoudersvergadering ontslagen als statutair bestuurder van Disapo. Dezelfde dag wordt de managementovereenkomst opgezegd. De opdrachtnemer is het niet eens met het ontslag en vordert in een kort geding wedertewerkstelling. In kort geding worden de vorderingen afgewezen waarna de opdrachtnemer een bodemprocedure start. Hierin claimt hij dat de managementovereenkomst tussen hem en Douglas een arbeidsovereenkomst is. Hij verzoekt, voor zover het ontslagbesluit rechtsgeldig was, de transitievergoeding en een billijke vergoeding van € 100.000,-.
Oordeel kantonrechter
De kantonrechter oordeelt dat geen sprake is van een arbeidsovereenkomst tussen de opdrachtnemer en Douglas. De kantonrechter stelt dat wat tussen partijen geldt wordt bepaald door hetgeen partijen bij het sluiten van de managementovereenkomst voor ogen stond, mede in aanmerking genomen de wijze waarop zij feitelijk aan de managementovereenkomst uitvoering en inhoud hebben gegeven. Als kenmerkende elementen van de arbeidsovereenkomst benoemt de kantonrechter het persoonlijk verrichten van werkzaamheden, een gezagsverhouding tussen partijen en de betaling van loon.
De rechter acht van belang dat partijen in de managementovereenkomst specifiek hebben opgenomen dat zij geen arbeidsovereenkomst wensen te sluiten. De opdrachtnemer had daarnaast een grote mate van zelfstandigheid in zijn werk. Dat er bepaalde kaders en richtlijnen waren waarbinnen de opdrachtnemer moest werken schaart de kantonrechter onder het instructierecht van Douglas. De kantonrechter stelt hierbij dat ook in een overeenkomst van opdracht een instructierecht aan de orde kan zijn. Een andere omstandigheid die de kantonrechter meeweegt in zijn oordeel is dat opdrachtnemer een ondernemersrisico (tegenvallende omzet, hoge kosten, operationele risico’s, markt en concurrentie) liep.
Een deel van de verkoopprijs van Disapo aan Douglas was namelijk afhankelijk van de resultaten van Disapo na de verkoop. Daarnaast verrichtte de opdrachtnemer zijn werkzaamheden op factuurbasis en had hij geen recht op loondoorbetaling bij ziekte. Verder was er sprake van een bijzondere verhouding die afwijkt van een normale verhouding tussen werkgever en werknemer. De opdrachtnemer was namelijk eigenaar van het bedrijfspand van Disapo en de grond daaromheen en ontving daarvoor iedere maand huur van Douglas via zijn holding BrandsCommerce GmbH. De kantonrechter komt na afweging van alle omstandigheden in onderling verband tot de conclusie dat de managementovereenkomst geen arbeidsovereenkomst is. Gelet daarop wordt het verzoek om betaling van de transitievergoeding en billijke vergoeding afgewezen.
Kwalificatie van de arbeidsovereenkomst na Deliveroo
Wat opvalt aan deze uitspraak is dat de kantonrechter de partijbedoeling meeweegt bij de vraag of sprake is van een arbeidsovereenkomst. Dit lijkt de kantonrechter te doen in het kader van de vaststelling van de rechten en verplichtingen, hetgeen sinds het arrest van de Hoge Raad uit 2020 een juiste toepassing betreft. De kantonrechter verzuimt echter inzichtelijk te maken hoe de partijbedoeling vervolgens wordt meegewogen bij de vaststelling van de rechten en verplichtingen. Dat is een gemiste kans.
Opvallend is verder dat de kantonrechter waarde lijkt te hechten aan de vraag of de opdrachtnemer zich als ondernemer gedraagt. Dit gezichtspunt benoemde Hoge Raad in het Deliveroo-arrest expliciet als contra-indicatie voor het bestaan van een arbeidsovereenkomst. Zo neemt de kantonrechter mee dat de opdrachtnemer ondernemersrisico’s liep doordat een deel van de verkoopprijs van Disapo aan Douglas afhankelijk was van de resultaten en ontwikkeling van de onderneming op termijn. Ook werd meegewogen dat de opdrachtnemer via zijn holding BrandsCommerce GmbH verhuurder was van het bedrijfspand van Disapo waarvoor hij elke maand huur ontving. Daarnaast was de opdrachtnemer zelf de verkopende partij in de Disapo transactie en werd de managementovereenkomst niet met hem persoonlijk gesloten maar met zijn holding BrandsCommerce GmbH. De opdrachtnemer had daardoor veel weg van een ondernemer, hetgeen zwaar lijkt te worden meegewogen. Dit lijkt ons een juiste toepassing van het Deliveroo-arrest.
Tot slot ziet de kantonrechter het persoonlijk verrichten van arbeid nog steeds als een kenmerkend element van een arbeidsovereenkomst. In het Deliveroo-arrest overwoog de Hoge Raad dat een vrije vervangingsclausule niet onverenigbaar is met het bestaan van een arbeidsovereenkomst. Of sprake is van een arbeidsovereenkomst moet worden bezien op basis van alle omstandigheden van het geval. Deze uitspraak laat zien dat de persoonlijke verplichting om werkzaamheden te verrichten een belangrijke omstandigheid is bij de beoordeling of sprake is van een arbeidsovereenkomst.