Afgelopen vrijdag heeft de Hoge Raad het langverwachte Deliveroo arrest gewezen. In deze zaak draaide het om de vraag of de bezorgers van Deliveroo zelfstandigen of werknemers waren. De Hoge Raad laat het oordeel van het Hof Amsterdam in stand dat sprake is van werknemers. In dit artikel wordt besproken welke nieuwe (aandachts)punten er uit het arrest voortvloeien en welke betekenis dit heeft voor de praktijk.
Achtergrond
Maaltijdbezorger Deliveroo begon in juni 2015 met haar activiteiten in Nederland. Tot in de loop van 2018 werkten de bezorgers op basis van een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd. In 2018 besloot Deliveroo de arbeidsovereenkomsten niet te verlengen en de bezorgers als zelfstandigen te laten werken via een opdrachtovereenkomst. Medio 2018 startte vakbond FNV een procedure tegen Deliveroo waarin zij claimde dat de bezorgers werkzaam waren op basis van een arbeidsovereenkomst. De Kantonrechter Amsterdam stelde vakbond FNV in het gelijk. Ook in hoger beroep werd door het Hof Amsterdam geoordeeld dat sprake was van een arbeidsovereenkomst. Kern van deze uitspraken was dat de verhouding tussen de bezorgers en Deliveroo in zijn geheel bezien meer leek op een arbeidsovereenkomst dan een opdrachtovereenkomst. Met name het algoritme ‘Frank’, dat gebruikt werd bij de toebedeling en bezorging van maaltijden, zorgde voor een vergaande controlemogelijkheid door Deliveroo en daarmee een belangrijke aanwijzing dat sprake was van een arbeidsovereenkomst.
Conclusie A-G
Voorafgaand aan het arrest van de Hoge Raad adviseerde A-G De Bock in haar conclusie om bij de beoordeling of sprake is van een gezagsverhouding niet zozeer naar de instructiebevoegdheid van de werkverschaffer te kijken. Startpunt zou moeten zijn of het werk is ingebed in de organisatie van de werkverschaffer. Gezichtspunten hierbij zouden onder andere zijn: (i) of sprake is van het verrichten van kernactiviteiten, (ii) of de werkzaamheden een structureel karakter hebben en (iii) wat het organisatorisch kader is waarbinnen de werkzaamheden worden verricht (arbeidsplaats, werktijden etc.). Als de conclusie van A-G De Bock gevolgd zou worden, zou dit grote gevolgen kunnen hebben voor het werken met zelfstandigen.
Hoge Raad
De Hoge Raad volgt de conclusie van de A-G niet en oordeelt dat op basis van alle omstandigheden van het geval beoordeelt moet worden of sprake is van een arbeidsovereenkomst. Inbedding van het werk in de organisatie van de werkverschaffer is één van deze omstandigheden en niet het startpunt bij de beoordeling of sprake is van een gezagsverhouding. Dit was al bestaande rechtspraak. Voor het stellen van nadere algemene regels of uitgangspunten verwijst de Hoge Raad naar de (Europese) wetgever. Momenteel liggen er diverse voorstellen, waaronder de aangekondigde wetgeving in de Voortgangsbrief over werken met zelfstandige(n) van de Minister van SZW en de Richtlijn Platformarbeid van de Europese Commissie. Toch overweegt de Hoge Raad ook een aantal punten die niet eerder zo duidelijk naar voren kwamen:
- In de eerste plaats valt op dat de Hoge Raad meeweegt of de werker zich in het maatschappelijk verkeer gedraagt of kan gedragen als ondernemer. Bijvoorbeeld door het verwerven van een reputatie, bij acquisitie, wat betreft de fiscale behandeling, het aantal opdrachtgevers en de duur waarvoor de werker zich aan een bepaalde opdrachtgever verbindt. Hoewel dit in Europese rechtspraak vaker wordt meegewogen (zoals het FNV/Kiem arrest en Yodel arrest van het Europees Hof van Justitie), heeft de Hoge Raad dit nog niet eerder zo duidelijk overwogen.
- In de tweede plaats wordt overwogen dat de vrijheid die de bezorgers hadden ten aanzien van het verrichten van arbeid (denk aan het al dan niet werken of zichzelf mogen laten vervangen) een omstandigheid is die wijst op de afwezigheid van een arbeidsovereenkomst. Deze vrijheid sluit echter niet uit dat sprake is van een arbeidsovereenkomst. Dit dient beoordeeld te worden op basis van alle omstandigheden van het geval.
- In de derde plaats overweegt de Hoge Raad dat het gewicht dat wordt toegekend aan een contractuele bepaling bij de vraag of sprake is van een arbeidsovereenkomst, mede afhangt van de mate waarin dat beding daadwerkelijk betekenis heeft voor de werker. Ten aanzien van de vrije vervangingsclausule wordt in dat kader overwogen dat de bezorgers zich in de praktijk slechts incidenteel lieten vervangen. De daadwerkelijke betekenis van dit beding bij de beoordeling of sprake is van een arbeidsovereenkomst is daarom gering.
Betekenis voor de praktijk
Voor de praktijk betekent het voorgaande dat nog steeds op basis van alle omstandigheden van het geval beoordeeld dient te worden of sprake is van een arbeidsovereenkomst. Inbedding van het werk in de organisatie van de opdrachtgever is slechts één van deze omstandigheden en niet het startpunt bij de beoordeling of sprake is van een gezagsverhouding. Nieuw is dat in deze toets (meer) aandacht besteed lijkt te gaan worden aan de vraag of de werker zich in het maatschappelijk verkeer gedraagt of kan gedragen als ondernemer, bijvoorbeeld door de vrijheid om zich te verbinden aan meerdere (mogelijk zelfs concurrerende) opdrachtgevers. Ook zal nog meer nadruk komen te liggen op hoe partijen in de praktijk werken. In 2020 overwoog de Hoge Raad in het x/Gemeente Amsterdam arrest al dat de bedoeling van partijen (veel) minder relevant is. Daar kan nu aan toegevoegd worden dat aan contractuele bepalingen, die enkel tot doel hebben het bestaan van een arbeidsovereenkomst uit te sluiten, weinig waarde meer gehecht lijkt te worden.
Werkt u met zelfstandigen of wilt u met zelfstandigen gaan werken? Dan is het van belang om te (laten) toetsen of dit (nog) mogelijk is, en zo nee, wat u zou moeten aanpassen om de risico’s (verder) te beperken. Als later wordt geoordeeld dat sprake is van een arbeidsovereenkomst kan dit namelijk grote (financiële) gevolgen hebben. Onze specialisten helpen u graag.
Neem contact met Ruud Schepers en/of Ester Damen, arbeidsrechtadvocaten.