Werkgever lijdt schade door voorraadtekort

Gerechtshof Amsterdam-Leeuwarden 15 juni 2021

In deze zaak vorderde de werkgever van haar werknemer een vergoeding voor de schade die eruit bestond dat de waarde van de voorraad in het filiaal lager is dan in de financiële administratie is vermeld. De werknemer in kwestie was verantwoordelijk voor het bijhouden en inkopen van de voorraad en het op de juiste wijze administreren daarvan. Daarnaast was hij verantwoordelijk voor de kassa en de kasgelden.

Art. 7:661 BW bevat een norm voor de vergoeding van de schade die door de werknemer aan de werkgever of aan een derde is toegebracht bij de uitvoering van de arbeidsovereenkomst. Pas als sprake is van opzet of bewuste roekeloosheid is de werknemer aansprakelijk voor de door hem toegebrachte schade. Dit betekent dat er een hoge drempel is waardoor een werknemer niet snel schadevergoeding verschuldigd zal zijn aan de werkgever.

In deze zaak oordeelde het hof dat die hoge drempel niet gehaald was. Daarbij was met name van belang dat de werkgever er niet in was geslaagd te bewijzen dat er daadwerkelijk voorraad was verduisterd. De werkgever stelde dat voor € 98.130,- aan voorraad werd vermist. Van belang was echter dat de voorraadpositie door de werkgever niet werd gebaseerd op de goederenbeweging zelf (d.w.z. een verandering van de voorraad in aantallen producten), maar in essentie werd bepaald door middel van een rekenmethode die uitging van een marge van 34%, zodat van iedere € 100,- aan kassaverkoop € 66,- werd afgeboekt op de waarde van de voorraad in de financiële administratie. Dit maakte volgens het hof dat het enkele feit dat de voorraadpositie in de financiële administratie verschilde van die bijgehouden in het kassasysteem, onvoldoende was om de werknemer daarvan een verwijt te maken. Het hof wees de vordering van de werkgever daarom af.

Wilt u hier meer over weten? Aarzel dan niet om contact met ons op te nemen!

Klik hier voor de uitspraak:
Werkgever lijdt schade door voorraadtekort