Had de klant zonder fout voor een ander verzekeringsproduct gekozen en zo ja bestond dat product destijds?
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden 30 maart 2021
Dit arrest is gewezen in vervolg op een uitspraak van het hof van 9 juli 2019 (ECLI:NL:GHARL:20219:5626). In die uitspraak stond de vraag centraal of de assurantietussenpersoon de klant (appellant in hoger beroep) naar behoren had geïnformeerd over een van de verzekeraar ontvangen offerte voor een pensioenverzekering. Het hof meende dat dat niet het geval was nu de assurantietussenpersoon de klant had geïnformeerd dat de door verzekeraar genoemde (op einddatum polis te verstrekken) pensioenuitkeringen gegarandeerd waren, terwijl later bleek dat van garantie geen sprake was.
Vervolgens heeft het hof de klant de opdracht gegeven om te bewijzen dat (i) de verzekeraar destijds (in 2009) een product aanbod met een gegarandeerd pensioenuitkering en (ii) dat de uitkering van dat product hoger was (geweest) dan wat nu wordt uitgekeerd. Dergelijke bewijsopdrachten hebben betrekking op het bestaan van schade en worden in dit soort kwesties met enige regelmaat aan de (voormalig) klant van de assurantietussenpersoon gegeven. Voor de klant is het echter lastig om het bewijs van schade te leveren nu hij daarbij volledig afhankelijk is van de medewerking van de verzekeraar. Nog lastiger wordt het indien er inmiddels veel tijd is verstreken tussen het advies van de assurantietussenpersoon wat geleid heeft tot het ‘verkeerde’ product en de ontdekking van de fout.
In dit geval slaagt de klant echter (wel) in het leveren van het bewijs. Om aan het bewijs onder (i) te voldoen, roept de klant een advocaat in dienstbetrekking en een fiscalist van de verzekeraar als getuige op. Uit die verklaringen blijkt dat het in 2009 voor de klant inderdaad mogelijk was om bij verzekeraar een uitgesteld direct ingaand pensioen aan te kopen dat per 1 juni 2016 gegarandeerde uitkeringen kende ter zake van ouderdoms- en partnerpensioen. Het bewijs voor de stelling onder (ii) wordt ook door de klant geleverd, nu de verzekeraar reeds in 2017 schriftelijk aan de klant had laten weten welke uitkeringen dan zouden gelden en deze uitkeringen hoger zijn, dan de uitkeringen die de klant momenteel ontvangt.
Het hof oordeelt verder dat er sprake is van causaal verband tussen de onjuiste informatieverstrekking door de assurantietussenpersoon en de schade. Immers voor het aanvaarden van de offerte van de verzekeraar was voor de klant van groot belang of de uitkeringen gegarandeerd waren. Verder staat vast dat de klant de offerte pas getekend heeft nadat hij door de assurantietussenpersoon was geïnformeerd dat de uitkeringen daadwerkelijk gegarandeerd waren.
Tot slot, vordert de klant nog om de schade te betalen door het doen van maandelijkse uitkeringen in plaats van een gekapitaliseerd schadebedrag. Ondanks dat partijen door die wijze van schadevergoeding aan elkaar verbonden blijven zo lang het recht op een pensioenuitkering bestaat, gaat het hof ook hier in mee. Volgens het hof past het doen van maandelijkse betalingen namelijk bij de aard van de geleden schade omdat de schadevergoeding op die manier beperkt wordt tot de periode waarover daadwerkelijk recht op betaling van (een schadevergoeding ter hoogte van) het (partner)pensioen bestaat.
Wilt u hier meer over weten? Aarzel dan niet om contact met ons op te nemen!
Klik hier voor de uitspraak:
Welke schade is het gevolg van een fout gemaakt door de assurantietussenpersoon?