Vertel eens eerlijk: Hoeveel kostte die Mercedes Benz nou echt?
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden 15 december 2020
Op grond van art. 7:941 lid 2 BW is de verzekerde na een schade verplicht om de verzekeraar alle inlichtingen en bescheiden te verschaffen die voor de beoordeling van de uitkeringsplicht relevant zijn. Ingevolge lid 5 van datzelfde artikel vervalt het recht op uitkering indien de verzekerde de medewerkingsplicht niet nakomt met het opzet de verzekeraar te misleiden. Uit de rechtspraak volgt dat rechters vaak de lat hoog leggen voor verzekeraars als zij een beroep doen op de schending van deze medewerkingsplicht na verwezenlijking van het verzekerde risico. Deze uitspraak toont echter aan dat in de praktijk de te nemen horde zeker niet onneembaar is en dat rechters soms de feiten simpelweg voor zich laten spreken.
Appellant heeft op of omstreeks 18 augustus 2015 een Mercedes Benz gekocht en deze vervolgens verzekerd tegen het risico op diefstal. Op 10/11 oktober 2016 is de auto gestolen. Verzekeraar stelt dat sprake is van opzet tot misleiding in de zin van art. 7:941 lid 5 BW en weigert de schade te vergoeden. Om die zelfde reden heeft zij appellant opgenomen in haar Incidentenregister en in het Externe Verwijzingsregister (EVR). In hoger beroep wordt (opnieuw) de vraag voorgelegd of verzekeraar terecht een beroep heeft gedaan op art. 7:941 lid 5 BW.
Het hof stelt vast dat in casu sprake is geweest van opzet tot misleiding nu (i) appellant meermalen een te hoge koopprijs heeft genoemd tegenover verzekeraar, (ii) hij ter onderbouwing daarvan documenten heeft overgelegd die aantoonbaar onjuist zijn, (iii) hij over de datum van de koopovereenkomst en het opstellen daarvan aanhoudend niet naar waarheid heeft verklaard en (iv) hij na confrontatie met de Marktplaats-advertentie is blijven vasthouden aan het onjuiste koopbedrag. Verzekeraar heeft dan ook met recht geweigerd de schade te vergoeden.
Ook ten aanzien van de opname voor 8 jaar in het EVR wordt appellant in het ongelijk gesteld. Volgens het hof voldoet deze opname aan de eisen van proportionaliteit en subsidiariteit nu appellant opzettelijk onjuiste informatie en documenten heeft overlegd en ook na confrontatie met de Marktplaats-advertentie heeft volhard in de door hem opgegeven koopprijs. Daarbij is volgens het hof nog relevant dat ter zitting is gebleken dat appellant nog steeds een autoverzekering heeft en over alle andere gebruikelijke verzekeringsovereenkomsten beschikt en hij dus tot op heden nog niet is benadeeld door de opname in het EVR.
Wilt u hier meer over weten? Aarzel dan niet om contact met ons op te nemen!
Klik hier voor de uitspraak:
Wanneer is er sprake van opzet tot misleiding in de zin van art. 7:941 lid 5 BW?