Wanneer gaat de klachttermijn ex. art. 6:89 BW lopen?
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden 11 februari 2020
In deze procedure staat de vraag centraal of een cliënt (hierna: “X”) van een administratie- en belastingadviesbureau tijdig heeft geklaagd over een vermeend gebrek in de dienstverlening van dat bureau.
Het adviesbureau heeft de woning van X vanaf het jaar 2000 als ondernemingsvermogen opgenomen in de balans van de onderneming van X. Eind 2004 heeft X zijn onderneming gestaakt, waarna de belastingdienst heeft geoordeeld dat het pand (wegens het staken van de onderneming) naar het privévermogen van X diende te worden overgebracht. Dit leidde in november 2007, wegens een door de belastingdienst berekende fiscale stakingswinst van € 168.862,-, tot een forse belastingaanslag over het jaar 2004.
X stelt dat het adviesbureau hem al in 2000 had moeten adviseren om zijn pand van de balans van zijn onderneming te halen en als privévermogen aan te merken, en voorts dat het bureau dit tot 2006 had kunnen doen, toen de mogelijkheid tot “fiscale heretikettering” van panden werd geïntroduceerd. Hij stelt voorts schade te hebben geleden als gevolg van deze ontoereikende advisering. X heeft het adviesbureau daarvoor in maart 2011 aansprakelijk gesteld.
Het adviesbureau meent dat X niet binnen bekwame tijd heeft geklaagd, reden waarom zijn vordering volgens het adviesbureau zou moeten worden afgewezen. Het hof beoordeelt in dit arrest of dit inderdaad het geval is. Voor de vraag wanneer de klachttermijn is gaan lopen, is relevant op welk moment X het gebrek heeft ontdekt, ofwel op welk moment hij het gebrek na onderzoek had behoren te ontdekken. Het hof geeft aan dat voor het aanvangen van deze termijn niet vereist is dat de (omvang van de) financiële gevolgen van het gebrek bekend en duidelijk zijn.
Vanaf november 2007 werd X bijgestaan door een (andere) adviseur, die heeft aangegeven dat iedere weldenkende adviseur na de inwerkingtreding van de Wet IB 2001 zijn klantenbestand had moeten doorlichten op noodzaak tot heretikettering. Ook heeft deze adviseur in juli 2008 tijdens een hoorzitting bij de belastingdienst aangegeven dat hij namens X heeft geprobeerd om alsnog te opteren voor heretikettering van het pand van het ondernemingsvermogen naar het privévermogen. Dit betekent dat X het gestelde gebrek in de dienstverlening in november 2007 (toen hij door deze nieuwe adviseur werd bijgestaan), doch uiterlijk juli 2008 (toen hij heeft geprobeerd te heretiketteren) heeft ontdekt of had behoren te ontdekken. Dat het X pas in december 2010 (wegens een gerechtelijke uitspraak) duidelijk werd wat zijn schade was, doet hier dus niet aan af.
Het hof oordeelt vervolgens dat X met zijn aansprakelijkstelling in maart 2011 niet binnen bekwame tijd heeft geprotesteerd. Daarbij acht het hof met name relevant dat het adviesbureau door het tijdsverloop in haar (bewijs)positie is geschaad, omdat de betreffende adviseur die werkzaamheden voor X verrichtte, in 2009 is overleden. Om deze reden heeft het adviesbureau niet meer van de betreffende adviseur kunnen vernemen hoe het een en ander is gegaan en daarover – zo mogelijk – nadere stukken van hem te ontvangen. De vordering van X wordt daarom afgewezen.
X heeft het adviesbureau ook op grond van onrechtmatige daad aansprakelijk gesteld, waarvoor de klachtplicht van art. 6:89 BW volgens hem niet geldt. Nu de vordering van X uit onrechtmatige daad is gegrond op een gebrek in de contractueel overeengekomen prestatie, geldt echter de uitzondering op de regel dat art. 6:89 BW niet van toepassing is op vorderingen uit onrechtmatige daad (Hoge Raad, ECLI:NL:HR:2018:1176). Ook de vordering uit onrechtmatige daad wordt dan ook wegens een schending van de klachtplicht afgewezen.
Het verstrijken van de klachttermijn is spreekwoordelijk dodelijk, het leidt immers tot een verval van recht, in die zin, dat de schuldeiser alle rechten en bevoegdheden verliest die hem op grond van de gebrekkigheid ten dienste stonden. Let er dus goed op dat deze klachttermijn begint te lopen op het moment dat de schuldeiser het gebrek ontdekt (of had behoren te ontdekken). Het is voor de aanvang van de klachttermijn niet relevant of de schuldeiser bekend is met de hoogte van zijn schade als gevolg van dat gebrek.
Wilt u hier meer over weten? Aarzel dan niet om contact met ons op te nemen!
Klik hier voor de uitspraak:
Wanneer gaat de klachttermijn ex. art. 6:89 BW lopen?