Heeft een assurantietussenpersoon zijn zorgplicht geschonden door het onvermeld laten van het strafrechtelijk- en verzekeringsverleden van cliënt op een namens cliënt ingevulde aanvraag?
Gerechtshof ’s-Hertogenbosch 22 februari 2022
In deze zaak wordt een assurantietussenpersoon aansprakelijk gehouden voor de schade die zijn cliënt (verzekeringnemer) heeft geleden. De assurantietussenpersoon heeft namens cliënt een offerte aangevraagd voor een opstalverzekering, een inboedelverzekering en een aansprakelijkheidsverzekering. Op het aanvraagformulier voor dit pakket aan verzekeringen wordt gevraagd naar het verzekeringsverleden en het strafrechtelijk verleden van de verzekeringnemer en andere (mee)verzekerden. Zonder hier navraag naar te doen bij zijn cliënt, geeft de assurantietussenpersoon op deze vragen ontkennend antwoord. Het aanvraagformulier is door verzekeringnemer niet ondertekend.
Tijdens de looptijd van de verzekeringen ontstaat er brand in de woning van de verzekeringnemer. Bij het schadeonderzoek blijkt dat verzekeringnemer zowel een verzekeringsverleden (opzegging wegens financiële problemen) als een strafrechtelijk verleden heeft (veroordeling tot taakstraf wegens hennepteelt). De verzekeraars beroepen zich op verzwijging ex art. 7:928 BW. Als gevolg daarvan zeggen de verzekeraars de verzekeringen op en gaan zij niet over tot enige uitkering. Daarop spreekt de verzekeringnemer de assurantietussenpersoon aan voor de schade die hij heeft geleden als gevolg van het niet uitkeren door de verzekeraars. Aan zijn vordering legt de verzekeringnemer ten grondslag dat de assurantietussenpersoon de op hem rustende zorgplicht ex. art. 7:400 BW heeft geschonden door ten onrechte (en zonder overleg) niet de juiste gegevens in te vullen op het aanvraagformulier.
Het hof oordeelt (net als de rechtbank in eerste aanleg) dat de assurantiepersoon zijn zorgplicht heeft geschonden. Aan de hand van vaste rechtspraak overweegt het hof dat een assurantiepersoon bij de bemiddeling tot het tot stand brengen van een verzekeringsovereenkomst aan de verzekeraar voldoende inlichtingen behoort te verstrekken die een redelijk bekwaam en redelijk handelend assurantietussenpersoon voldoende mocht achten om te bereiken dat de verzekeraar met de relevante feiten bekend is (zodat een beroep op verzwijging wordt vermeden). In het verlengde daarvan rust op de assurantietussenpersoon de plicht om ontbrekende informatie op te vragen aan de verzekeringnemer wiens belangen hij behartigt. Ook (of juist) ten aanzien van een strafrechtelijk verleden, omdat de verzekeringnemer niet geneigd zal zijn dit spontaan naar voren te brengen.
Het verweer van de assurantietussenpersoon ten aanzien van het ontbreken van causaal verband tussen de zorgplichtschending en het ontbreken van verzekeringsdekking wordt door het hof verworpen. In dat kader had de assurantietussenpersoon aangevoerd dat de verzekeringnemer aan hem voorgelegde vragen naar zijn verzekerings- en strafrechtelijke verleden hoe dan ook niet naar waarheid zou hebben beantwoord en bovendien dat hij met zijn verleden niet door reguliere verzekeringsmaatschappijen zou zijn aanvaard. Het hof verwerpt beide stellingen door een gebrek aan bewijs.
Al met al moet een assurantietussenpersoon op zijn hoede zijn bij het afsluiten van verzekeringsovereenkomsten zonder handtekening van de verzekeringnemer. Om aan zijn zorgplicht te voldoen lijkt het noodzakelijk de vragenlijst aan de verzekeringnemer voor te leggen.
Wilt u hier meer over weten? Aarzel dan niet om contact met ons op te nemen!
Klik hier voor de uitspraak:
‘Verzwijging’ assurantietussenpersoon