De arbitragecommissie van de KNVB heeft op 30 augustus 2021 een ontbindingsverzoek van Micky van de Ven, speler van FC Volendam, afgewezen (lees hier de beslissing). Van de Ven verzocht de arbitragecommissie de arbeidsovereenkomst te ontbinden vóór afloop van de tot en met 31 augustus 2021 lopende transferperiode met toewijzing van een beëindigingsvergoeding aan FC Volendam van niet meer dan EUR 2.000.000. Van de Ven stelde dat ontbinding zou zijn gerechtvaardigd omdat hij een ongebruikelijk grote sportieve én financiële verbetering naar de Duitse voetbalclub Vfl Wolfsburg zou kunnen bewerkstelligen alsmede omdat de arbeidsverhouding met FC Volendam zou zijn verstoord.
Bepaalde tijdscontracten ter bescherming van transfersysteem
De profvoetbalsector kenmerkt zich door bepaalde tijdscontracten. Arbeidsovereenkomsten met profvoetballers zijn uitgezonderd van de ketenregeling en op grond van de van toepassing zijnde cao voor contractspelers kunnen er gedurende een periode van maximaal 12 jaar aaneensluitende bepaalde tijdscontracten tussen een voetballer en een club worden gesloten.
In de praktijk staat er vrijwel nooit een tussentijds opzegbeding in deze contracten die de speler toestaat op te zeggen zonder betaling van een vergoeding. Wél wordt er regelmatig in deze contracten overeengekomen dat een speler de arbeidsovereenkomst tussentijds kan beëindigen bij betaling van een gelimiteerde beëindigingsvergoeding (ook wel ‘gelimiteerde transfersom’ genoemd). Op deze wijze wordt het in het voetbal gehanteerde transfersysteem beschermd waarbij spelers niet tussentijds kunnen overstappen naar andere clubs zonder het betalen van een vergoeding aan de huidige club. De arbeidsovereenkomst van Van de Ven kende geen tussentijdse opzeggingsmogelijkheid of gelimiteerde beëindigingsvergoeding.
Ontbinding van de arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd in het profvoetbal
Van ontbinding van een arbeidsovereenkomst op verzoek van een werknemer, de voetbalspeler, kan slechts sprake zijn bij een zodanige verandering in de omstandigheden dat de arbeidsovereenkomst billijkheidshalve dadelijk of na korte tijd behoort te eindigen. Hiervan is volgens de arbitragecommissie in de professionele voetbalsector alleen sprake in zeer bijzondere omstandigheden. Daarbij acht de arbitragecommissie ook relevant dat voetballers en clubs professionele partijen zijn en daardoor in beginsel zijn gehouden aan de contractuele afspraken die zij maken in de arbeidsovereenkomst.
Of er sprake is van bijzondere omstandigheden hangt af van alle omstandigheden van het geval. Daarbij is onder meer relevant de vraag of partijen al dan niet beoogd hebben een voorziening te treffen over de (on)mogelijkheid van een tussentijdse beëindiging, of sprake is van een onherstelbaar verstoorde arbeidsrelatie, of sprake is van zowel een aanmerkelijke sportieve als financiële positieverbetering, de lengte van de tussen partijen gesloten arbeidsovereenkomst, de tijd die de arbeidsovereenkomst al heeft voortgeduurd, de leeftijd van de speler, of de overeenkomst recent is gesloten of verlengd, alsmede het tijdstip waarop en met ingang waarvan de ontbinding wordt verlangd.
Oordeel arbitragecommissie
Volgens de arbitragecommissie is in deze zaak geen sprake van bijzondere omstandigheden die ontbinding rechtvaardigen. Met name relevant wordt daarbij geacht dat er op het moment van de procedure geen concreet indiensttredingsaanbod van een andere club was voor Van de Ven (het aanbod van Vfl Wolfsburg was reeds verlopen) en dat FC Volendam zich naar het oordeel van de arbitragecommissie niet onredelijk had opgesteld in de onderhandelingen over de hoogte van een beëindigingsvergoeding / transfersom. Daarbij wordt nog opgemerkt dat clubs vrij zijn in de onderhandelingsstrategie en dat de beëindigingsvergoeding die een club vraagt hoger mag zijn dan de ‘marktwaarde’ van de speler.
De overwegingen van de arbitragecommissie zijn in lijn met eerdere uitspraken in vergelijkbare zaken waaronder die tussen de broertjes De Boer – die een transfer naar FC Barcelona wilden forceren – en Ajax (1998) en die van Luis Suarez – die juist naar Ajax wilde – en FC Groningen (2007). Ook uit die zaken volgt dat ontbinding van de arbeidsovereenkomst van de voetbalspeler niet snel wordt toegestaan. Met name wanneer de financiële en sportieve vooruitgang ontbreekt of beperkt is, zal een ontbindingsverzoek al snel kansloos zijn. Het feit dat een club in onderhandelingen een hoge beëindigingsvergoeding vraagt is op zichzelf daarnaast onvoldoende om ontbinding van de arbeidsovereenkomst te rechtvaardigen.
Bij vragen over dit artikel, neem contact op met Tim Wilms, arbeidsrechtadvocaat bij Kennedy Van der Laan.