Komen de kosten van het verwijderen van een asbestplaten dak en de kosten ter vervanging van het dak als bereddingskosten voor rekening van de verzekeraar?
Vorig jaar liet de Hoge Raad zich in zijn arrest van 22 april 2022 (ECLI:NL:HR:2022:588) uit over de vraag of het vervangen van asbestdakplaten door een verzekerde kon worden aangemerkt als een bijzondere maatregel ter voorkoming van schade, waarvan de kosten onder de noemer ‘bereddingskosten’ voor rekening van de verzekeraar zouden moeten komen.
De Hoge Raad overwoog dat kosten van normaal onderhoud in beginsel voor rekening van de verzekerde zelf komen. Echter, indien sprake is van een onmiddellijk dreigend gevaar tot schade of een situatie waarin schade beperkt kan worden na de verwezenlijking van het risico, kunnen de kosten van de maatregelen die in dat verband worden genomen wel voor rekening van de verzekeraar worden gebracht. Een maatregel die vereist is om onmiddellijk dreigend gevaar af te wenden of om de schade te beperken, kan (en moet) als een ‘bijzondere’ maatregel worden aangemerkt, ook al zou deze in andere omstandigheden tot het normale onderhoud behoren.
Daarnaast oordeelde de Hoge Raad dat in een geval waarin beredding bestaat uit verwijdering van de schadeveroorzakende zaak (zoals een asbestdak), afhankelijk van de omstandigheden van het geval, mogelijk ook de kosten van vervanging als kosten van beredding moeten worden aangemerkt. Als omstandigheid noemde de Hoge Raad de situatie waarin de enkele verwijdering van de schadeveroorzakende zaak weliswaar doelmatig zou zijn, maar het verlies van de functie van die zaak redelijkerwijs niet of niet volledig voor risico van de verzekerde of verzekeringnemer behoort te komen:
“Indien het verwijderen van de dakplaten als beredding kan worden aangemerkt, en als gevolg van die verwijdering de zaak waarvan die dakplaten onderdeel uitmaken in haar functie wordt aangetast, kan, gelet op het voorgaande, een redelijke begroting van de kosten van beredding meebrengen dat ook kosten van het herstel van die functie daarin worden betrokken. Daarbij kan waar dat redelijk is rekening worden gehouden met waardevermeerdering van de betrokken zaak als gevolg van het herstel, overeenkomstig hetgeen geldt voor het begroten van zaakschade (art. 6:97 en 98 BW).”
De Hoge Raad verwees de zaak terug naar het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, om de hiervoor genoemde rechtsregels op de kwestie toe te passen.
Inmiddels is het verwijzingsarrest gewezen. Het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden oordeelde bij arrest van 17 oktober 2023 dat zolang de asbestdakplaten bleven liggen, sprake was van een onmiddellijk dreigend gevaar op ernstig letsel. Ook heeft het hof vastgesteld dat het verwijderen van de asbestdakplaten de enige manier was om verdere verontreiniging en dus schade te voorkomen. Gelet hierop, komt het hof tot de slotsom dat sprake is van een ‘bijzondere’ maatregel ter voorkoming van schade, en dat de verzekeraar zodoende de kosten van het verwijderen van de asbestdakplaten moet vergoeden.
Het hof oordeelde daarnaast dat de verzekeraar is gehouden 70% van de kosten van nieuwe dakplaten te vergoeden. De verzekerde zou voldoende hebben onderbouwd dat de asbestdakplaten hun functie op zichzelf nog prima vervulden, en dat het niet aannemelijk was dat hij de asbestdakplaten – als beredding niet noodzakelijk was geweest – op korte termijn zou hebben vervangen. Het hof heeft echter wel meegenomen dat de asbestdakplaten niet tot in lente van jaren zouden kunnen blijven liggen, ook omdat niet zou kunnen worden uitgesloten dat op enig moment een wettelijke vervangingsverplichting zou gaan gelden. Het hof heeft daarnaast bij zijn beslissing betrokken dat een bijdrage van 30% in de kosten, de verzekerde redelijkerwijs niet van het voldoen aan zijn bereddingsplicht zou moeten weerhouden.
Lees hier het hele arrest: Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden 17 oktober 2023 (ECLI:NL:GHARL:2023:8697)