Verjaring van de regresvordering bij samenloop
Hoge Raad 15 mei 2020
De Hoge Raad oordeelt in dit arrest over de verjaringstermijn van een regresvordering van een verzekeraar in het geval van samenloop van meerdere verzekeringen.
Een ziekenhuis en een internist zijn toerekenbaar tekortgeschoten bij de behandeling van een patiënt. Tot 1 april 1990 was verzekeraar X de beroepsaansprakelijkheidsverzekeraar van het ziekenhuis. Met ingang van 1 april 1990 is verzekeraar Y de beroepsaansprakelijkheidsverzekeraar van het ziekenhuis geworden. Verzekeraar X heeft de schade van de patiënt vergoed. Volgens verzekeraar X is de schade echter ontstaan tijdens de looptijd van de door het ziekenhuis met verzekeraar Y gesloten aansprakelijkheidsverzekering en daardoor onder de polis van verzekeraar Y gedekt. De polis van verzekeraar X biedt geen dekking voor schades die zijn ontstaan na 1 april 1990, tenzij er geen andere polissen voorhanden zijn die dekking bieden. Verzekeraar X vordert in deze procedure betaling van verzekeraar Y. Volgens verzekeraar Y is de regresvordering verjaard.
De regresvordering bij samenloop berust op art. 7:961 lid 3 BW. Volgens de Hoge Raad brengen de tekst en strekking van art. 7:961 lid 3 BW mee dat de regresvordering van de ene verzekeraar op de andere verzekeraar als bedoeld in die bepaling, ontstaat op het moment dat een verzekeraar de schade van de verzekerde vergoedt voor meer dan zijn deel. Het is immers aan een dergelijke betaling dat de wet het ontstaan van de regresvordering verbindt.
Een regresvordering uit hoofde van art. 7:961 lid 3 BW kan worden beschouwd als een rechtsvordering tot vergoeding van schade in de zin van art. 3:310 lid 1 BW. Ingevolge art. 3:310 lid 1 BW verjaart een rechtsvordering tot vergoeding van schade door verloop van vijf jaren na de aanvang van de dag, volgende op die waarop de benadeelde zowel met de schade als met de daarvoor aansprakelijke persoon bekend is geworden. Volgens vaste rechtspraak van de Hoge Raad is daarvoor nodig dat de benadeelde daadwerkelijk in staat is een rechtsvordering tot vergoeding van de schade in te stellen. De vijfjarige verjaringstermijn van art. 3:310 lid 1 BW kan dan ook niet eerder een aanvang nemen dan op de dag na die waarop de schadevordering opeisbaar is geworden.
De vijfjarige verjaringstermijn van art. 3:310 lid 1 BW vangt voor een regresvordering als bedoeld in art. 7:961 lid 3 BW dan ook niet eerder aan dan op de dag na die waarop de desbetreffende verzekeraar de schade aan de verzekerde heeft vergoed voor meer dan zijn deel. De verjaringstermijn van art. 3:310 lid 1 BW vangt voor iedere afzonderlijke regresvordering aan op de dag volgend op die waarop de desbetreffende regresvordering is ontstaan en opeisbaar is geworden.
Wilt u hier meer over weten? Aarzel dan niet om contact met ons op te nemen!
Klik hier voor de uitspraak:
Onrechtmatige daad jegens de Staat. Schadevergoeding in verband met extra werkzaamheden?