Twee petten: belangenverstrengeling of niet?!
Gerechtshof Den Haag 14 april 2020
Nadat een ingenieursbureau van de gemeente X fouten heeft gemaakt in het door haar opgestelde bestek en de bouw van een parkeergarage hierdoor forse vertraging oploopt, klopt de gemeente aan bij haar verzekeraars. Als die dekking weigeren, start de gemeente een procedure waarin de verzekeraars worden veroordeeld tot het betalen van € 1,25 miljoen. In hoger beroep proberen de verzekeraars deze veroordeling ongedaan te maken. Lukt dat?
In deze kwestie speelt Het Ingenieursbureau Y, een afdeling van de Dienst Stadswerken van de gemeente X, de hoofdrol. De gemeente heeft ten behoeve vaan haar, in feite, interne ingenieursbureau een verzekering afgesloten met een verzekerde som van € 2,5 miljoen per verzekeringsjaar, met een maximum van € 1,25 miljoen per aanspraak.
In een samenwerkingsverband hebben de gemeente X, ziekenhuis A, universiteit B en stichting C in 2006 besloten een bovengrondse parkeergarage met openbaarvervoerterminal te realiseren: het project “P+R De Uithof”. Gezamenlijk optredend als opdrachtgever, verstrekken de vier partijen de Dienst Stadsontwikkeling van de gemeente een volmacht tot het verstrekken van opdrachten ten behoeve van het project. Zij gaan uiteindelijk op 14 januari 2010 akkoord met een door het ingenieursbureau uitgebrachte offerte, waarna het ingenieursbureau de opdracht wordt geven te adviseren over het bestek, de aanbesteding en gunning van het project.
Nadat op 29 augustus 2011 de symbolische eerste paal de grond in gaat, komt het project stil te liggen doordat blijkt dat het ingenieursbureau een aantal voor de uitvoering essentiële gegevens niet heeft aangeleverd. Als de opdrachtgevers het ingenieursbureau een extra termijn van 3 maanden gunnen, maar deze niet gehaald wordt en er bovendien onvoldoende uitzicht bestaat op een succesvolle doorstart van het project, stelt de aannemer de opdrachtgevers aansprakelijk voor het tekortschieten van het ingenieursbureau. Daarop besluiten de opdrachtgevers hetzelfde te doen.
Daarvan maakt de gemeente eerst een melding onder de verzekering en treft vervolgens namens de opdrachtgevers eind maart 2012 een schikking met de aannemer, als gevolg waarvan de opdrachtgevers € 2,85 miljoen aan schadevergoeding dienen te betalen, waarvan € 2,547 miljoen wegens vertragingsschade. De verzekeraars laten echter weten geen dekking te zullen verlenen. Een standpunt dat zij nogmaals innemen als de gemeente, zonder dat verzekeraars daarbij betrokken zijn, in april 2014 laat weten ook namens het ingenieursbureau een schikking te hebben getroffen met de opdrachtgevers.
Daarop start de gemeente een procedure, waarin zij € 1,25 miljoen vordert van verzekeraars en zich op het standpunt stelt dat de aansprakelijkheid van het ingenieursbureau is gedekt omdat er sprake is van zuivere vermogensschade door een fout van het ingenieursbureau. Nadat de rechtbank de vordering in eerste aanleg toewijst, gaan de verzekeraars in hoger beroep en vorderen zij vernietiging van het vonnis, omdat, kort gezegd, de rechtbank ten onrechte geen onderscheid zou hebben gemaakt tussen de aansprakelijkheidsrechtelijke en verzekeringsrechtelijke aspecten van de zaak. De systematiek van de afgesloten verzekering zou namelijk met zich meebrengen dat – alvorens de dekkingsvraag kan worden beantwoord – eerst zal moeten worden vastgesteld i) of het ingenieursbureau/ de gemeente ten opzichte van opdrachtgevers aansprakelijk is, en zo ja ii) wat de omvang van de vergoedingsplicht is. In plaats van een schikking te treffen met de opdrachtgevers, hadden het ingenieursbureau en de gemeente op verschillende punten verweer moeten voeren.
Allereerst stelt het hof vast dat, ondanks dat de gemeente in deze kwestie “twee petten” op heeft, dit niet in de weg staat aan dekking. Verzekeraars hebben namelijk in de polisvoorwaarden een insluiting opgenomen voor bepaalde diensten van de gemeente. Daarna stelt het hof vast dat tussen partijen niet in geschil is dat het ingenieursbureau een fout heeft gemaakt, maar dat de verzekeraars zich op het standpunt stellen dat de schade op meerdere onderdelen is uitgezonderd in de polisvoorwaarden en dat er eigen schuld zou zijn aan de zijde van de opdrachtgevers. Dit beroep van de verzekeraars op de uitsluitingen in de polisvoorwaarden en eigen schuld slaagt echter niet. Het hof benadrukt dat door de verzekeraars op deze punten onvoldoende is gesteld en dat is vast komen te staan dat het door het ingenieursbureau opgestelde bestek zodanige fouten bevatten dat de verschenen schade primair daaraan te wijten is. Datzelfde lot geldt ook voor de poging van verzekeraars om het hof ervan te overtuigen dat de gemeente een betere regeling met het ingenieursbureau had moeten bewerkstelligen. Het hof wijst er hier onder meer op dat door de verzekeraars onvoldoende is gesteld waarom de door hun opgeroepen argumenten hadden moeten leiden tot het verval recht en dat de enkele aarzeling bij het feit dat de gemeente bij deze schikking met twee petten op betrokken was niet voldoende is om te oordelen dat de regeling niet juist is. Onder meer op basis van hetgeen hierboven staat beschreven oordeelt ook het hof dat verzekeraars gehouden zijn het bedrag van € 1,25 aan de gemeente uit te keren.
Een, met name vanwege de “twee-petten” kwestie, interessante uitspraak. Het hof omzeilt die moeilijkheid door erop te wijzen dat de verzekeraars er bewust voor hebben gekozen bepaalde diensten van de gemeente in te sluiten in haar polisvoorwaarden. Dit arrest kan dan ook de aanleiding zijn om polisvoorwaarden op deze punten nog eens goed te bekijken.
Wilt u hier meer over weten? Aarzel dan niet om contact met ons op te nemen!
Klik hier voor de uitspraak:
Twee petten: belangenverstrengeling of niet?!