Mocht het hof de vordering afwijzen omdat de schade onvoldoende onderbouwd was?
Hoge Raad 18 februari 2022
De benadeelde heeft door een handgemeen op Curaçao oogletsel opgelopen. Zij vordert in deze schadestaatprocedure van de aansprakelijke partij onder meer vergoeding in verband met gederfde inkomsten en kosten voor huishoudelijk hulp. Het hof heeft tot uitgangspunt genomen dat het letsel heeft geleid tot een vertraging van drie jaar bij de opstart van een eigen bedrijf en dat dit tot verlies van inkomsten heeft geleid. Het hof heeft de vordering wegens gederfde inkomsten echter afgewezen omdat de benadeelde naar zijn oordeel enerzijds niet voldoende aannemelijk heeft weten te maken welk inkomen zij zonder het oogletsel met haar bedrijf zou hebben kunnen genereren en anderzijds onvoldoende inzicht heeft gegeven in andere door haar genoten inkomsten. Ook een vergoeding voor huishoudelijke hulp werd niet toegekend.
De Hoge Raad oordeelt dat het hof de omvang van de schade wegens verlies van inkomsten op de voet van art. 6:97 BWC had moeten schatten nu de omvang van de schade niet nauwkeurig kon worden vastgesteld. De vordering had niet mogen worden afgewezen.
Ten aanzien van de huishoudelijke hulp overweegt de Hoge Raad dat in geval van letselschade de kosten van huishoudelijke hulp door de aansprakelijke persoon aan de benadeelde moeten worden vergoed indien deze ten gevolge van het letsel niet in staat is de desbetreffende werkzaamheden zelf te verrichten, voor zover het gaat om werkzaamheden waarvan het in de situatie waarin het slachtoffer verkeert normaal en gebruikelijk is dat zij worden verricht door professionele, voor hun diensten gehonoreerde hulpverleners. Dit is niet anders indien die werkzaamheden in feite worden verricht door personen die daarvoor geen kosten in rekening (kunnen) brengen. Het hof heeft ten onrechte nagelaten om te beoordelen of deze situatie zich ten aanzien van de benadeelde heeft voorgedaan, in welk geval een vergoeding had moet worden toegekend.
Het komt vaker voor dat een benadeelde er niet in slaagt om zijn schade deugdelijk te onderbouwen. Dit arrest maakt duidelijk dat de vordering in zo’n geval niet kan worden afgewezen wanneer wel vaststaat dat er (enige) schade is geleden. Wanneer aannemelijk is dat sprake is van schade wordt de schadebegrotingsbevoegdheid van de rechter geactiveerd. Deze bevoegdheid moet worden uitgeoefend.
Wilt u hier meer over weten? Aarzel dan niet om contact met ons op te nemen!
Klik hier voor de uitspraak:
Taak van de rechter bij het begroten van schade