Wanneer vormt de vordering tot shockschade een onevenredige belasting van de strafrechtelijke procedure?
Hoge Raad 12 april 2022
In deze strafrechtelijke zaak gaat het om een veroordeling van de verdachte wegens stalking en moord op zijn ex-vriendin. De ouders van het slachtoffer hebben in deze procedure gevraagd om een vergoeding van shockschade. Het hof heeft deze vordering niet-ontvankelijk verklaard omdat volgens het hof verdere onderbouwing en/of bewijslevering vereist was. Er stond volgens het hof niet vast of voldaan was aan het confrontatiecriterium. Dit criterium houdt in dat voor vergoeding van shockschade is vereist dat sprake is van een directe confrontatie met de ernstige gevolgen van de gebeurtenis. De Hoge Raad verwerpt het cassatieberoep van de ouders op grond van art. 81 RO. Hierdoor gaat de Hoge Raad ook niet in op de uitvoerige conclusie van de AG’s.
De AG’s hadden in de conclusie een algemene beschouwing gegeven over shockschade en meerdere concrete aanbevelingen gedaan. Deze aanbevelingen luiden kort gezegd als volgt:
(i) Het confrontatiecriterium is geen afzonderlijk vereiste voor aansprakelijkheid. De wijze van confrontatie met een schokkende gebeurtenis vormt een omstandigheid die van belang is voor de aannemelijkheid van schade en van causaal verband.
(ii) Voor vergoeding van vermogensschade is geestelijk letsel niet vereist.
(iii) Voor vergoeding van ander nadeel dan vermogensschade is ‘een in de psychiatrie erkend ziektebeeld’ vereist.
(iv) De omvang van de vergoeding van ander nadeel moet worden vastgesteld aan de hand van de aard, ernst en duur van het geestelijk letsel en van de beperkingen die dat meebrengt.
(v) Wordt aansprakelijkheid aanvaard, dan komt de volledige aldus concreet vastgestelde schade (vermogensschade en ander nadeel) voor vergoeding in aanmerking.
(vi) Naast vergoeding van vermogensschade en ander nadeel wegens geestelijk letsel is er geen plaats voor afzonderlijke vergoeding van ‘affectieschade’.
(vii) Het is wenselijk dat feitenrechters komen tot stroomlijning voor de vaststelling van smartengeld.
(viii) Afhankelijk van de concrete omstandigheden, zijn vorderingen af te doen, of gedeeltelijk af te doen, binnen het bestek van het strafgeding.
De AG’s zagen in deze zaak wel ruimte voor cassatie van het oordeel van het hof. Nu de Hoge Raad hier niet in mee gaat wordt er ook geen uitspraak gedaan over de aanbevelingen. Maar de conclusie is niettemin lezenswaardig voor een ieder die met shockschade te maken heeft.
Wilt u hier meer over weten? Aarzel dan niet om contact met ons op te nemen!
Klik hier voor de uitspraak:
Shockschade na moord op dochter