Kan een feitenrechter voorbijgaan aan diens eerdere vooropstelling?
In deze zaak is eiser van achteren aangereden door een automobilist. De verzekeraar van de automobilist heeft aansprakelijkheid erkend. Eiser had voor het ongeval al pijnklachten aan en beperkingen van de nek, schouder en rechterarm als gevolg van een hernia.
Tussen eiser en de verzekeraar is in geschil of, en zo ja in hoeverre, de medische klachten die eiser na het ongeval ondervond zijn toe te rekenen aan het ongeval.
Voor zover relevant, heeft het hof in zijn eerste tussenarrest de mogelijkheid opengelaten dat ook wanneer een medisch (neurologisch) aantoonbare verklaring voor de klachten van eiser ontbreekt, csqn-verband tussen de klachten en het ongeval kan worden aangenomen. Ook oordeelde het hof dat op basis van een deskundigenbericht (van een neuroloog) onduidelijk was gebleven waarom de klachten van eiser niet als aanwezig, niet ingebeeld, niet voorgewend en niet overdreven kunnen worden beschouwd. Mede onder verwijzing naar de conclusies van de deskundige, oordeelde het hof vervolgens in zijn eindarrest dat niet is komen vast te staan dat sprake is geweest van een toegenomen arbeidsongeschiktheid van eiser als gevolg van het ongeval.
In cassatie wordt geklaagd over de motivering van het hof. De Hoge Raad acht de klacht gegrond, omdat het hof in zijn eindarrest niet meer is ingegaan op de in het eerste tussenarrest opengelaten mogelijkheid dat csqn-verband wordt aangenomen, ook indien een aandoening op neurologisch vakgebied niet komt vast te staan.
Deze uitspraak laat zien dat het goed is om scherp te zijn op overwegingen in een tussenuitspraak die in een einduitspraak zonder motivering worden verlaten of onbesproken blijven. Zijn die er, dan ligt cassatie in sommige gevallen in de rede.
Klik hier om de hele uitspraak te lezen.