Maakt het voor de beoordeling van eventuele gebrekkigheid verschil of een ‘product’ wordt gezien als een geheel of als bestaand uit onderdelen?
In deze langlopende zaak wordt Biomet als producent van Metal-on-Metal (MoM) heupprothesen aansprakelijk gehouden voor schade die zou zijn ontstaan door een vermeend gebrek in dit product.
Eisers stellen in dat verband dat door frictie tussen de onderdelen van de MoM-heupprothese (chroom en kobalt(-ionen) vrijkomen die in de bloedbaan en in de weefsels terecht komen en daardoor voor gezondheidsklachten zorgen. Biomet betwist dat sprake is van (een) gebrek(en) en dat de vermeende gebreken schade zou hebben veroorzaakt.
Uit het ingewonnen deskundigenbericht concludeert de rechtbank dat de MoM-heupprothesen van Biomet in de relevante periode ‘state of the art’ waren, en dat eventuele bekende nadelen van het gebruik ervan voor lief werden genomen. Dat de onderscheiden producten die samen de prothese vormen destijds gebrekkig waren in de zin van de genoemde regelgeving is volgens de rechtbank met het deskundigenbericht niet komen vast te staan.
De rechtbank oordeelt dat niet is komen vast te staan dat de onderdelen van de prothesen of de prothesen zelf gebrekkige producten waren, waardoor Biomet niet aansprakelijk is.
De Hoge Raad heeft zich in juli 2021 (ECLI:NL:HR:202:1172) uitgelaten over de vraag of de MoM-heupprothese, die is samengesteld uit vier onderdelen, één product is. Daarover oordeelde de Hoge Raad dat de vier onderdelen ieder afzonderlijk een product als bedoeld in art. 6:187 BW zijn, en afzonderlijk van elkaar (op verschillende momenten) in het verkeer zijn gebracht.
Uit uitspraak van de rechtbank blijkt dat de herdefiniëring van de term ‘product’ geen wezenlijke gevolgen heeft voor de beoordeling van de gebrekkigheid. Voor de beoordeling van eventuele gebrekkigheid van elk onderdeel op zich is namelijk ook relevant het risico op schade dat kan ontstaan door samenvoeging met een ander onderdeel.
Klik hier voor de hele uitspraak.