Kan een verkeersslachtoffer dat doelbewust een WAM-verzekering op naam van een derde afsloot omdat zij zelf geen verzekering kon afsluiten, aanspraak maken op dekking onder die WAM-verzekering?
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden 21 november 2023 (ECLI:NL:GHARL:2023:10091)
Het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden heeft zich in zijn arrest van 21 november 2023 uitgelaten over de vraag of een verkeersslachtoffer, dat zelf geen WAM-verzekering kon afsluiten en om die reden een WAM-verzekering afsloot op naam van een derde, aanspraak kan maken op dekking onder die WAM-verzekering.
De betreffende vrouw had in het verleden geprobeerd een WAM-verzekering af te sluiten voor haar auto. Haar verzekeringsaanvraag was echter geweigerd omdat de vrouw in de schuldsanering zat. Vervolgens heeft de vrouw haar auto op naam van een derde laten stellen, hoewel zij de auto zelf bleef gebruiken. Met toestemming van de derde, heeft de vrouw bij Allianz (h.o.d.n. Allsecur) op naam van de derde een WAM-verzekering afgesloten. Bij de verzekeringsaanvraag heeft de vrouw vermeld dat de verzekeringnemer in het bezit zou zijn van een geldig rijbewijs, terwijl dat niet het geval was. Daarnaast heeft de vrouw de vraag ‘Heeft een verzekeraar u of uw medebestuurder ooit een verzekering geweigerd of opgezegd? Of bijzondere eisen gesteld?’ met ‘nee’ beantwoord, terwijl haarzelf (de feitelijke eigenaar/bestuurder) nu juist wel een verzekering was geweigerd. De vrouw betaalde zelf de premie van de WAM-verzekering.
Op enig moment deed zich een verkeersongeval voor. De vrouw zat op dat moment als passagier in de auto. De auto werd bestuurd door haar zus, die eveneens niet in het bezit was van een rijbewijs. Als gevolg van het verkeersongeval liep de vrouw ernstig letsel op. Zij wendde zich tot Allianz, als WAM-verzekeraar van de auto, tot vergoeding van haar schade. In interviews met de door Allianz ingeschakelde expert werd vervolgens onjuist en tegenstrijdig verklaard. Hoewel in eerste instantie werd verklaard dat de vrouw bestuurder was van de auto, bleek later dat haar zus op het moment van het ongeval achter het stuur zat. Ook was door de vrouw gezegd dat zij de auto van een ander had geleend, terwijl zij de auto in feite gebruikte alsof zij zelf de eigenaar was. Daarnaast heeft de vrouw zich in diverse telefoongesprekken met Allianz als de persoon voorgedaan op wiens naam de verzekering was afgesloten.
Allianz heeft vervolgend geweigerd de schade van de vrouw te vergoeden. Naar het oordeel van Allianz had de vrouw haar opzettelijk misleid met het doel WAM-dekking te construeren voor de auto waarmee het ongeval had plaatsgevonden. Zonder de opzettelijke misleiding zou de WAM-verzekering, aldus Allianz, niet tot stand zijn gekomen.
Het hof gaat (anders dan de rechtbank in eerste aanleg) mee in de stellingen van Allianz. Het hof oordeelt dat de vrouw, althans de verzekeringnemer, haar mededelingsplicht bij het aangaan van de verzekering heeft geschonden. De mededelingsplicht houdt ingevolge artikel 7:928 lid 1 BW in dat een verzekeringnemer verplicht is vóór het sluiten van de overeenkomst aan de verzekeraar alle feiten mede te delen die hij kent of behoort te kennen, en waarvan, naar hij weet of behoort te begrijpen, de beslissing van de verzekeraar of, en zo ja, op welke voorwaarden, hij de verzekering zal willen sluiten, afhangt of kan afhangen. Deze verplichting strekt zich op grond van artikel 7:928 lid 1 BW ook uit tot ‘bekende derden’, wiens belangen door een verzekering eveneens worden gedekt. Daaronder valt, aldus het hof, ook de vrouw die, gelet op de omstandigheden waaronder de verzekering werd afgesloten, evident als een ‘bekende derde’ kon worden aangemerkt.
Uit artikel 7:930 lid 1 en 5 BW volgt dat bij een schending van de mededelingsplicht geen recht op uitkering bestaat indien de verzekeringnemer of de derde heeft gehandeld met het opzet de verzekeraar te misleiden. Naar het oordeel van het hof is van opzet sprake, nu de vrouw doelbewust een verzekering heeft afgesloten op naam van een derde nadat haarzelf een verzekering was geweigerd.
Enigszins ten overvloede merkt het hof op dat artikel 11 WAM, op grond waarvan WAM-verzekeraars dekkingsbeperkingen niet mogen inroepen ten opzichte van benadeelden, niet in de weg staat aan het inroepen van de mededelingsplicht door Allianz. Volgens het hof kan de vrouw, als bekende derde en feitelijk verzekeringnemer, niet als een derde-benadeelde in de zin van de WAM worden aangemerkt.
Ook overweegt het hof dat Allianz ook geen uitkering verschuldigd zou zijn als de vrouw niet als ‘bekende derde’ in de zin van artikel 7:928 lid 2 BW zou kunnen worden aangemerkt. Het zou naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid (artikel 6:2 BW) onaanvaardbaar zijn om op grond van artikel 6 WAM (het eigen recht van een verkeersslachtoffer) tot schade-uitkering aan de vrouw over te gaan, gelet op het onoorbare en maatschappelijk onwenselijke gedrag van de vrouw. De vorderingen van de vrouw worden afgewezen.