Medebezitter paard niet aansprakelijk voor schade van andere medebezitter
Hoge Raad 31 januari 2020
In deze zaak stelt een man zijn echtgenote (en haar koetsiersverzekeraar) als medebezitter aansprakelijk voor de gevolgen van een ongeval met een paard. De Hoge Raad bevestigt het arrest van het hof waarin het hof oordeelde dat de man, als slachtoffer van een ongeval met een paard, zijn echtgenote niet als medebezitter kon aanspreken.
Dit is een volgend arrest in de ‘hangmatjurisprudentie’. In het Hangmat-arrest (HR 8 oktober 2010, NJ 2011,465) oordeelde de Hoge Raad dat een medebezitter van een opstal op grond van art. 6:174 BW aansprakelijk kan worden gehouden voor de schade die een andere medebezitter als gevolg van een gebrek lijdt. In het Imagine-arrest (HR 29 januari 2016, NJ 2016,173) oordeelde de Hoge Raad dat een medebezitter van een paard niet door de andere medebezitter kan worden aangesproken. Meer dan bij opstallen is de medebezitter van een dier zelf ook medeverantwoordelijk voor het scheppen/handhaven van het risico dat het dier met zich brengt.
Anders dan in de casus die tot het Imagine-arrest leidde, was de echtgenote de enige met koetsiersbewijs en de enige verzekerde onder de koetsiersverzekering. Dit maakte de zaak volgens het hof, en nu dus ook volgens de Hoge Raad, niet anders. Het zou slechts anders zijn als de echtgenote zelf een fout had gemaakt.
Het onderhavige arrest van de Hoge Raad is aldus in lijn met het eerder door hem gewezen Imagine-arrest over de aansprakelijkheid van medebezitters op grond van art. 6:179 BW.
Wilt u hier meer over weten? Aarzel dan niet om contact met ons op te nemen!
Klik hier voor de uitspraak:
Medebezitter paard niet aansprakelijk voor schade van andere medebezitter