Een advocaat kan volgens de tuchtrechter goede gronden hebben om niet (direct) alle informatie aan de wederpartij te verstrekken, maar op welk moment komt zijn integriteit in het geding?
Raad van Discipline ’s-Hertogenbosch 6 december 2021
Twee verzekeraars klagen over het handelen van een letselschadeadvocaat. De advocaat stond een cliënt bij die betrokken was geweest bij twee ongevallen, met beide letsel tot gevolg. Tijdens een gesprek met de verzekeraar die de schade uit het tweede ongeval zou vergoeden, heeft de cliënt (ten onrechte) aangegeven dat hij aan het eerste ongeval geen letsel heeft overgehouden. De advocaat was hierbij aanwezig en heeft toen niet ingegrepen. Kort daarna heeft de advocaat in een telefonisch overleg met diezelfde verzekeraar aangegeven dat zijn cliënt arbeidsongeschikt was. Ook tijdens dit gesprek heeft de advocaat geen melding gemaakt van het letsel als gevolg van het eerdere ongeval.
De tuchtrechter vindt het te billijken dat de advocaat zijn cliënt niet tijdens het gesprek al op de onjuistheid van zijn verklaring heeft gewezen. De advocaat wordt echter wel aangerekend dat hij zijn cliënt na dit gesprek niet heeft voorgehouden dat hij de belangen van zijn cliënt niet op basis van leugenachtige verklaringen kan blijven behartigen en dat hij zich, bij volharding in die leugens, niet heeft teruggetrokken. Verder wordt de advocaat op de vingers getikt omdat hij in het latere telefoongesprek met diezelfde verzekeraar achter heeft gehouden dat zijn cliënt (al) letsel ondervond als gevolg van een eerder ongeval, waardoor die verzekeraar in de waan werd gebracht dat de arbeidsongeschiktheid (volledig) het gevolg was van het tweede ongeval. De tuchtrechter geeft in dit verband aan dat de advocaat zich op grond van gedragsregel 8 moet onthouden van het verstrekken van onjuiste informatie. Daarbij kan een advocaat goede gronden hebben om niet (direct) alle informatie waarover hij beschikt aan de wederpartij te verstrekken. De maatstaf waaraan de tuchtrechter het optreden van de advocaat van de wederpartij toetst, is of deze advocaat de belangen van de wederpartij nodeloos heeft geschaad, door het poneren van stellingen waarvan hij weet, of moet weten, dat die niet waar zijn. Het niet delen van informatie staat volgens de tuchtrechter niet zonder meer gelijk aan het poneren van een onware stelling. Daarvoor zijn bijkomende omstandigheden nodig. In dit geval vindt de tuchtrechter dat het bewust weglaten van de informatie over het letsel als gevolg van het eerdere ongeval hetzelfde effect had als onwaarheden spreken.
Opvallend is dat de tuchtrechter oordeelt dat art. 21 Rv, dat procespartijen voorschrijft alle voor een oordeel relevante informatie – zo nodig ongevraagd – aan de rechter te verschaffen, in zijn algemeenheid niet buiten rechte geldt. Daaruit zou men mogelijk kunnen afleiden dat een advocaat buiten rechte een grotere vrijheid heeft om bepaalde informatie niet (direct) met een wederpartij te delen. Het is de vraag of dat maatschappelijk wenselijk is, nu art. 21 Rv er juist voor waakt dat partijen bewust relevante feiten achterhouden.
Wilt u hier meer over weten? Aarzel dan niet om contact met ons op te nemen!
Klik hier voor de uitspraak:
Is de informatie achterhoudende advocaat nog wel integer?