Wat houdt het wettelijk vermoeden in bij schending van de publicatieplicht en hoe kan dit worden ontzenuwd?
Deze procedure betreft een vennootschap die failliet is verklaard nadat de provincie Overijssel een voor de ontwikkeling van een product verstrekte subsidie heeft ingetrokken. De curator heeft de bestuurders van de vennootschap aansprakelijk gesteld voor het boedeltekort in het faillissement, omdat zij hun taak als bestuurder niet naar behoren zouden hebben uitgevoerd.
Het hof oordeelt dat in twee opvolgende jaren de publicatieplicht is geschonden door de te late openbaarmaking van de jaarrekening (art. 2:394 BW). Hierdoor staat vast dat de bestuurders hun taken onbehoorlijk hebben vervuld, waarbij wordt vermoed dat dit een belangrijke oorzaak is van het faillissement (art. 2:248 lid 2 BW). De bestuurders hebben dit vermoeden echter kunnen weerleggen door aannemelijk te maken dat andere feiten en omstandigheden dan de onbehoorlijke taakvervulling een belangrijke oorzaak van het faillissement zijn geweest.
De bestuurders hebben aangevoerd dat het project kampte met diverse tegenslagen. Het prototype van het product bleek te zwak en ook de productie is niet van de grond gekomen. De provincie was intussen bezig met het intrekken van de subsidie. Het hof oordeelt dat die intrekking wel een rol heeft gespeeld bij het faillissement, maar de belangrijkste oorzaak daarvan is gelegen in de verwezenlijking van het latente risico dat is verbonden aan de ontwikkeling van een met externe middelen gefinancierd prototype, zonder inkomsten en uitzicht daarop. De bestuurders kan van deze omstandigheden geen verwijt worden gemaakt. Het vermoeden dat het faillissement is veroorzaakt door onbehoorlijk bestuur is daarmee ontzenuwd.
Nu het wettelijk vermoeden is uitgewerkt, is het aan de curator om te bewijzen dat de onbehoorlijke taakvervulling een belangrijke oorzaak van het faillissement is geweest. De curator slaagt hier niet in. De curator verwijst enkel naar het intrekken van de subsidie en heeft verder geen feiten en omstandigheden aangevoerd over wat de oorzaak van het faillissement zou zijn geweest.
Deze uitspraak is in lijn met de rechtspraak over bestuurdersaansprakelijkheid bij schending van de publicatieplicht. Schending van de publicatieplicht geeft curatoren een gemakkelijke route om onbehoorlijk bestuur te bewijzen, maar een bestuurder kan het bewijsvermoeden ontzenuwen door andere oorzaken voor het faillissement aan te wijzen. Dat deden de bestuurders hier met succes.
Zie voor de uitspraak: https://deeplink.rechtspraak.n...