Kan een beroep worden gedaan op het handelen of nalaten van een medebestuurder om het in art. 2:248 BW neergelegde bewijsvermoeden te ontzenuwen?
Hoge Raad 9 juli 2021
In deze procedure vordert de curator na het faillissement van een onderneming een verklaring voor recht dat de administratie van de onderneming niet voldeed aan de eisen voortvloeiend uit art. 2:10 BW en dat de bestuurders op de voet van art. 2:248 BW hoofdelijk aansprakelijk zijn voor het bedrag van de schulden van de onderneming voor zover deze niet door vereffening van de overige baten zouden kunnen worden voldaan.
Na een afwijzing van de rechtbank heeft het hof voor recht verklaard dat de bestuurders van de onderneming hoofdelijk aansprakelijk zijn voor de tekorten in de faillissementen van de onderneming. Het hof overweegt dat bestuurders het in art. 2:248 lid 2 BW neergelegde vermoeden niet hebben kunnen ontzenuwen door aan te voeren dat het faillissement is veroorzaakt door het laakbaar handelen van een (indirecte) medebestuurder. Volgens het hof valt niet in te zien hoe laakbaar handelen van een medebestuurder kan meebrengen dat een ander feit dan kennelijk onbehoorlijke taakvervulling door het bestuur een belangrijke oorzaak van het faillissement is geweest. Art. 2:248 houdt een collectieve aansprakelijkheid in voor het bestuur als geheel en eventueel onderling regres regardeert de curator niet.
De Hoge Raad vernietigt het arrest en oordeelt dat het hof ten onrechte heeft overwogen dat in het kader van de betwisting dat onbehoorlijke taakvervulling door het bestuur een belangrijke oorzaak van het faillissement is geweest en ter ontzenuwing van het in art. 2:248 lid 2 BW neergelegde bewijsvermoeden, geen broep kan worden gedaan op handelen van een of meer bestuurders.
Voor ontzenuwing van het in art. 2:248 BW bedoelde vermoeden kan ook het handelen of nalaten van een of meer bestuurders, dat op zichzelf beschouwd geen onbehoorlijke taakvervulling oplevert, voldoende zijn.
Wilt u hier meer over weten? Aarzel dan niet om contact met ons op te nemen!
Klik hier voor de uitspraak:
Het ontzenuwen van het bewijsvermoeden van art. 2:248 BW