Leidt schending mededelingsplicht door intermediair tot gemiste inkomsten van voetballer?
In 2018 maakte een Nederlandse voetballer een transfer naar een nieuwe voetbalclub, waarbij een intermediair (bemiddelaar) betrokken was. Volgens de voetballer trad deze intermediair voor hem op en heeft de intermediair ten onrechte geen openheid van zaken gegeven over de provisie die zij in verband met de transfer van de voetbalclub zou ontvangen. Volgens de intermediair ligt dit anders en stond zij bij de transfer niet de voetballer, maar juist de voetbalclub bij.
Het hof overweegt allereerst dat er wel degelijk een bemiddelingsovereenkomst tussen de voetballer en de intermediair is ontstaan als bedoeld in artikel 7:425 BW. Ook rustte er volgens het hof een mededelingsplicht op de intermediair om de voetballer te informeren over haar eigen financiële belang bij de totstandkoming van de arbeidsovereenkomst (een provisie van EUR 9,5 miljoen), en heeft de intermediair die mededelingsplicht geschonden.
Vervolgens komt het hof bij de beoordeling van het causaal verband en de schade. Volgens het hof is het niet ondenkbaar dat indien de voetballer bij het voeren van de onderhandelingen met de voetbalclub had geweten van de hoogte van de provisie die aan de intermediair zou worden betaald, de vergoedingen vanuit de voetbalclub aan zowel de voetballer als aan de intermediair anders (verdeeld) waren geweest. Het hof vindt het dan ook aannemelijk dat sprake is van een causaal verband tussen de schending van de mededelingsplicht en enige gemiste inkomsten van de voetballer. De exacte schade kan echter niet precies worden vastgesteld.
Net als de rechtbank overweegt het hof dat de kansschadeleer hier toepassing vindt. Het hof hanteert daarbij wel een wat andere benadering dan de rechtbank. Opvallend is dat het hof niet (eerst) de kans op een beter resultaat in kaart brengt (zoals de rechtbank lijkt te hebben gedaan), maar juist het percentage van een redelijke provisie inschat dat de intermediair in de hypothetische situatie zonder schending van de mededelingsplicht zou hebben ontvangen en aan de hand daarvan de schadevergoeding vaststelt. Op het eerste gezicht heeft dit meer weg van het (zo concreet mogelijk) inschatten van de schade, dan van een zuivere toepassing van de kansschadeleer.
Lees de uitspraak hier.