Op 31 december 2020 zijn in de Europese Unie nieuwe regels in werking getreden voor drones. De huidige nationale regels komen daarmee te vervallen.
Afhankelijk van het soort vlucht en de drone wordt de vlucht ingedeeld in een van de drie categorieën; de open categorie voor vluchten met een laag risico, de specifieke categorie voor vluchten met een gemiddeld risico of in de gecertificeerde categorie voor vluchten met een hoog risico. Onder meer de vlieghoogte, het gewicht van de drone, en of er boven mensen en/of boven bewoond gebied gevlogen wordt speelt een rol bij deze beoordeling.
Het meest in het oog springende gevolg van de nieuwe regels is dat drone-bezitters een exploitantnummer moeten aanvragen bij de RDW en een vliegbewijs moeten halen. Dit vliegbewijs kan verkregen worden door een online kennistest af te leggen bij een erkende vliegschool. Het exploitantnummer is één jaar geldig en het vliegbewijs is vijf jaar geldig nadat het online theorie-examen is afgelegd. De registratieverplichting geldt niet voor drones minder wegen dan 250 gram en geen camera hebben.
Voor vluchten met een gemiddeld risico is daarnaast een risicoanalyse en een vluchtvergunning van de Inspectie Leefomgeving en Transport verplicht. De regels voor vluchten met een hoog risico worden momenteel nog ontwikkeld door het Europees Agentschap voor de veiligheid van de luchtvaart, in samenwerking met experts uit verschillende Europese lidstaten. De eerste voorstellen worden verwacht in het tweede kwartaal van 2021. Tot de Europese regels rond zijn voor deze categorie verleent de nationale luchtvaartautoriteit een vergunning.
Bezitters van een drone moeten het vliegbewijs kunnen laten zien tijdens het vliegen en het exploitatienummer aan de drone vastmaken en inprogrammeren. De maximale boete voor het overtreden van de regels bedraagt €8.700 per overtreding. Eerder meldde het Ministerie van Infrastructuur en Waterstaat dat ruim 1.700 dronebezitters zich al hebben ingeschreven bij de RDW.
Heb je nog vragen, aarzel dan niet om contact op te nemen met Nienke de Visser.