Mag je online content zonder toestemming van de auteursrechthebbende via een “embedded hyperlink” op een website weergeven? En waar liggen hierbij de grenzen van de persexceptie en het citaatrecht? Deze vragen behandelde de rechtbank Gelderland onlangs in een geschil over foto’s bij berichtgeving over 112-incidenten.
Wanneer zich in de regio’s Haaglanden en Rotterdam-Rijnmond 112-incidenten voordoen (bij het uitrukken van brandweer, politie of ambulance), haasten persfotografen zich ter plaatse om de gebeurtenissen vast te leggen. Eisers in deze zaak zijn verantwoordelijk voor de exploitatie van het beeldmateriaal van deze bij hen aangesloten persfotografen. Zij verstrekken licenties voor het gebruik van het materiaal aan regionale en landelijke nieuwsmedia, en stellen hiervoor het materiaal beschikbaar via twee websites.
Gedaagde beheert de website , waarop nieuwsberichten over de regio Haaglanden worden geplaatst. Deze website maakt gebruik van een geautomatiseerd systeem. Wanneer een nieuwsbericht verschijnt op één van de twee websites van eisers, wordt dit bericht automatisch overgenomen op . Daar verschijnen dan een koptekst, één of meerdere foto’s en eventueel een begeleidende tekst. De foto’s worden hoofdzakelijk weergegeven door gebruikmaking van een “embedded hyperlink”. Kort gezegd wordt hiermee informatie van een andere webpagina “ingeladen” op de eigen website. In dit proces hoeft de informatie niet eerst door de websitehouder te worden gedownload. De website denhaag.regionaal maakt echter ook gebruik van beeldmateriaal van derden dat zij wél eerst downloadt en dan inlaadt vanaf een eigen webserver.
Eisers hebben vastgesteld dat beeldmateriaal van de bij hen aangesloten persfotografen wordt gebruikt op . Zo’n duizend foto’s worden ingeladen via embedded hyperlinks, en 472 foto’s worden ingeladen vanaf de webserver van de website. Eisers klagen over deze laatste categorie en vorderen onder meer schadevergoeding en een verklaring voor recht dat gedaagde inbreuk heeft gemaakt op de auteurs- en persoonlijkheidsrechten van eisers.
De rechtbank behandelt de vorderingen en schetst allereerst het juridisch kader van embedded hyperlinks. Zij overweegt: “Het gebruik van een embedded hyperlink levert – onder bepaalde voorwaarden – geen auteursrechtelijk relevante handeling op waar toestemming van de auteursrechthebbende voor nodig is.”
Het embedden door eisers mag dus in principe, ook zonder toestemming van de auteursrechthebbende. Dit is anders als het gaat om beeldmateriaal dat vanaf een eigen webserver wordt ingeladen, zoals dus gebeurde bij de 472 foto’s van eisers. Gedaagde stelt echter dat zij ook daarbij geen auteursrechtinbreuk pleegt, omdat zij zich kan beroepen op de persexceptie (artikel 15 Aw) en het citaatrecht (artikel 15a Aw). De rechtbank bespreekt deze excepties.
Persexceptie
De rechtbank overweegt: “Artikel 15 Aw bepaalt – samengevat – dat het overnemen van berichten of artikelen over actuele onderwerpen die in een dag-, nieuws- of weekblad, tijdschrift, radio- of televisieprogramma of ander medium dat eenzelfde functie vervult, zijn openbaar gemaakt, is toegestaan indien aan vier voorwaarden is voldaan. Een beroep op deze exceptie komt enkel toe aan – kort gezegd – de media. Daarnaast moeten de persoonlijkheidsrechten van de maker in acht worden genomen en dient de bron, waaronder de naam van de maker, op duidelijke wijze te worden vermeld. De vierde – en laatste – voorwaarde houdt in dat een beroep op de persexceptie niet geldt, indien het auteursrecht uitdrukkelijk is voorbehouden.” (r.o. 4.14)
Vervolgens constateert de rechtbank dat op de websites van eisers die door gedaagde als bron zijn gebruikt, het auteursrecht uitdrukkelijk is voorbehouden. Het verweer van gedaagde strandt hierdoor op de vierde voorwaarde van artikel 15 Aw.
Citaatrecht
Ook het beroep op het citaatrecht slaagt niet. Onder verwijzing naar EU-recht overweegt de rechtbank “dat citeren een feitelijke handeling betreft, waar een zekere intellectuele gedachtegang aan vooraf dient te gaan. Met een citaat moet de gebruiker een zeker doel hebben, passend bij de gehele uiting van degene die zich op het citaatrecht beroept. De rechtbank is van oordeel dat de wijze waarop [gedaagde] werken heeft geciteerd, zich niet verhoudt tot het voorgaande. Immers, [gedaagde] heeft zelf geen enkele feitelijk handeling uitgevoerd of een zekere intellectuele gedachtegang ontwikkeld teneinde de dialoog aan te gaan met de gebruikte foto’s.” (r.o. 4.18).
Doordat de website gebruikmaakte van een automatisch systeem was het in de praktijk niet gedaagde, maar eisers die bepaalden welke foto werd weergegeven op , aldus de rechtbank. Hierdoor kan er van citaatrecht geen sprake zijn.
Doordat er dus geen excepties van toepassing zijn, is er in principe sprake van auteursrechtinbreuk door de website en moet gedaagde een schadevergoeding betalen. Omdat de eisers vooralsnog niet volledig kunnen bewijzen dat zij de auteursrechthebbenden kunnen vertegenwoordigen in deze procedure, houdt de rechtbank voor nu de beslissing aan.