Is het deel van de letselschade dat (mede) is ontstaan of verergerd door een eventuele predispositie toerekenbaar op grond van art. 6:98 BW?
Hoge Raad 22 april 2022
In het televisieprogramma ‘X’ is onterecht de indruk gewekt dat eiser gestolen goederen heeft verkocht. In cassatie staat vast dat de televisiezender hiermee onrechtmatig heeft gehandeld en dat dit bij eiser tot psychische klachten (geestelijk letsel) heeft geleid. Tussen partijen bestaat echter discussie over de omvang van de schade die hieraan kan worden toegerekend.
De Hoge Raad oordeelt dat letselschade – waaronder dus ook geestelijk letsel – in beginsel aanleiding geeft voor een ruimere toerekening. Het hof heeft dit ten onrechte niet (kenbaar) in zijn beoordeling betrokken.
Verder oordeelt de Hoge Raad dat het deel van de letselschade dat (mede) is ontstaan of verergerd door een eventuele predispositie, waarvan niet aannemelijk is dat deze zonder de televisie-uitzending in de toekomst zou hebben geleid tot (dat deel van) het geestelijk letsel, in beginsel moet worden toegerekend. Aangezien het hof dit heeft nagelaten, moet het toerekeningsverband tussen de uitzending en de schade opnieuw worden onderzocht.
Dit arrest bevestigt daarmee de heersende leer dat (i) letsel gezien de aard van de schade in beginsel aanleiding geeft voor een ruime toerekening en (ii) dat de invloed van een eventuele predispositie op de schade voor rekening van de aansprakelijke partij komt. Dit geldt ook wanneer er (alleen) sprake is van geestelijk letsel.
Wilt u hier meer over weten? Aarzel dan niet om contact met ons op te nemen!
Klik hier voor de uitspraak:
De toerekening op grond van art. 6:98 BW