Moet iemand, om als feitelijk beleidsbepaler te kunnen worden aangemerkt, met uitsluiting van het formele bestuur hebben bestuurd?
Deze procedure betreft de vraag of iemand als feitelijk beleidsbepaler van een (gefailleerde) vennootschap kan worden aangemerkt. Het hof heeft deze vraag bevestigend beantwoord, omdat eiseres in cassatie het beleid van de vennootschap heeft bepaald of mede heeft bepaald, als ware zij bestuurder. Zij kon daarom worden aangemerkt als feitelijk beleidsbepaler in de zin van artikel 2:248 lid 7 BW.
In cassatie klaagt eiseres dat het hof bij de beantwoording van deze vraag ten onrechte niet heeft beoordeeld of sprake was van feitelijke terzijdestelling van het bestuur, terwijl uit de wetsgeschiedenis zou volgen dat dit een vereiste is om te kunnen spreken van een feitelijk beleidsbepaler.
De Hoge Raad oordeelt dat met de zinsnede in de wetsgeschiedenis dat een feitelijke terzijdestelling van het formele bestuur vereist is om iemand als “beleidsbepaler als ware hij bestuurder” te kunnen aanmerken, niet is bedoeld dat de feitelijk beleidsbepaler moet hebben bestuurd in plaats en met uitsluiting van het formele bestuur. Met deze zinsnede is tot uitdrukking gebracht dat de feitelijk beleidsbepaler zich ten minste een deel van de bestuurdersbevoegdheid moet hebben toegeëigend en op die manier het beleid heeft bepaald of mede heeft bepaald als ware hij bestuurder. Ook uit het woord ‘mede’ in artikel 2:248 lid 7 BW kan worden afgeleid dat sprake kan zijn van feitelijke beleidsbepaling als daarnaast een of meer formele bestuurders hun taken als bestuurders blijven uitoefenen.
Om te kunnen worden aangemerkt als feitelijke beleidsbepaler in de zin van artikel 2:248 lid 7 BW hoeft dus niet met uitsluiting van het formele bestuur te zijn bestuurd.
Lees de hele uitspraak hier: https://uitspraken.rechtspraak...