Wat is de betekenis van de afwezigheid van geruststellende mededelingen door een dienstverlener?
In deze zaak bestond er een kredietrelatie tussen eiseressen en een bank. Eiseressen vorderen in de procedure onder meer een verklaring voor recht dat de bank toerekenbaar tekort is geschoten in de nakoming van haar verplichtingen, althans onrechtmatig heeft gehandeld.
Het geschil spitst zich in cassatie vooral toe op de vraag of de vordering tot schadevergoeding van eiseressen op de bank is verjaard.
Uit vaste rechtspraak van de Hoge Raad volgt dat de vijfjarige verjaringstermijn van art 3:310 lid 1 BW pas begint te lopen op de dag na die waarop de benadeelde daadwerkelijk in staat is een rechtsvordering tot vergoeding van de door hem geleden schade in te stellen. Bij de beoordeling van de vraag of sprake is van de vereiste daadwerkelijke bekendheid, is onder meer relevant of de benadeelde over de kennis en het inzicht beschikte om de deugdelijkheid van het handelen van de aansprakelijke persoon te kunnen beoordelen.
De Hoge Raad had in een eerdere uitspraak overwogen dat het in dat kader van belang kan zijn of de aansprakelijke persoon geruststellende mededelingen heeft gedaan over de verrichte prestaties of het te verwachten nadeel (vgl. ECLI:NL:HR:2020:1603).
In dit arrest overweegt de Hoge Raad dat het ontbreken van geruststellende mededelingen niet – omgekeerd – zelfstandig kan bijdragen tot het oordeel dat de benadeelde daadwerkelijk bekend was met de schade en de aansprakelijke persoon.
Deze uitspraak laat daarmee zien dat de aansprakelijke persoon zijn verjaringsverweer met meer omstandigheden zal moeten onderbouwen dan het enkele uitblijven van geruststellende mededelingen. Het uitblijven van geruststellende mededelingen draagt op zichzelf niet bij aan het oordeel dat de benadeelde bekend was met de schade en aansprakelijke persoon.
Klik hier om de hele uitspraak te lezen.