Op 10 april 2019 heeft de kantonrechter Limburg door middel van prejudiciële vragen aan de Hoge Raad voorgelegd of de werkgever verplicht kan worden ‘slapende dienstverbanden’ te beëindigen. Op 18 september jl. heeft advocaat-generaal (A-G) De Bock de Hoge Raad geadviseerd deze vraag bevestigend te beantwoorden. Het is nu aan de Hoge Raad om een definitief oordeel te geven.
Slapend dienstverband
Wanneer een werknemer langer dan twee jaar arbeidsongeschikt is, kan de werkgever de arbeidsovereenkomst (onder bepaalde voorwaarden) opzeggen met toestemming van het UWV. De werkgever is dan wel een transitievergoeding aan de werknemer verschuldigd. Dit kan voor de werkgever een reden zijn om het dienstverband niet op te zeggen, maar ‘slapend’ te houden.Bij een ‘slapend dienstverband’ blijft de werknemer formeel in dienst maar verricht hij (vanwege zijn arbeidsongeschiktheid) geen werkzaamheden meer. Omdat de werknemer langer dan twee jaar arbeidsongeschikt is hoeft de werkgever ook geen loon meer te betalen. Daarnaast heeft de werknemer geen recht op een transitievergoeding omdat de werkgever de arbeidsovereenkomst niet beëindigt.
Compensatie transitievergoeding
De wetgever heeft inmiddels een regeling getroffen voor de compensatie van de transitievergoeding voor werkgevers die de arbeidsovereenkomst van een langdurig arbeidsongeschikte werknemer beëindigen. Deze compensatieregeling zal op 1 april 2020 in werking treden maar geldt ook voor alle transitievergoedingen die op of na 1 juli 2015 zijn betaald. Omdat de werkgever straks recht heeft op een compensatie valt een belangrijke – en wellicht voor veel werkgevers zelfs de belangrijkste – reden weg om het dienstverband met een langdurige arbeidsongeschikte werknemer ‘slapend’ te houden.
Prejudiciële vraag
De kantonrechter Limburg heeft de Hoge Raad de prejudiciële vraag voorgelegd of de werkgever op grond van het goed werkgeverschap dient in te stemmen met een voorstel van een langdurig arbeidsongeschikte werknemer tot beëindiging van de arbeidsovereenkomst, onder toekenning van een bedrag ter hoogte van de transitievergoeding.
Conclusie A-G De Bock
Volgens De Bock heeft als uitgangspunt te gelden dat een werkgever op grond van de norm van goed werkgeverschap gehouden is om in te stemmen met een voorstel van een langdurig arbeidsongeschikte werknemer tot beëindiging van de arbeidsovereenkomst met wederzijds goedvinden onder toekenning van een bedrag ter hoogte van de transitievergoeding. Er dient wel voldaan te zijn aan de vereisten die gelden voor een ontslag van een langdurig arbeidsongeschikte werknemer zoals opgenomen in artikel 7:669 lid 3 aanhef en onder b BW.
Op dit uitgangspunt dient echter volgens De Bock een uitzondering te worden gemaakt wanneer de werkgever een gerechtvaardigd belang heeft bij instandhouding van de arbeidsovereenkomst. Hierbij kan aan de volgende omstandigheden worden gedacht:
(i) het bestaan van reële re-integratiemogelijkheden voor de werknemer, waardoor de werkgever een belang heeft bij het in dienst houden van de werknemer;
(ii) voor de periode tot aan de inwerkingtreding van de compensatieregeling voor de transitievergoeding: financiële problemen van de werkgever door het moeten voorfinancieren van de transitievergoeding;
(iii) het niet (geheel of gedeeltelijk) gecompenseerd zullen krijgen van de transitievergoeding. Hierbij zou een onderscheid kunnen worden gemaakt tussen omstandigheden (die debet zijn aan het niet of niet volledig gecompenseerd krijgen van de transitievergoeding) die in de risicosfeer van de werkgever liggen, en omstandigheden die in de risicosfeer van de werknemer liggen;
(iv) mogelijke andere belangen van de werkgever bij het in dienst houden van de werknemer, anders dan de enkele wens om de transitievergoeding niet te hoeven betalen.
Tot slot
Indien de Hoge Raad het advies van De Bock volgt, lijkt dit het einde te betekenen voor de praktijk van ‘slapende dienstverbanden’. Slechts in uitzonderingsgevallen hoeft de werkgever niet in te stemmen met het voorstel van de werknemer om de arbeidsovereenkomst met wederzijds goedvinden te beëindigen onder toekenning van een ontslagvergoeding ter hoogte van de transitievergoeding. Wanneer de Hoge Raad een uitspraak doet is nog niet bekend.