Gerechtshof Den Haag 19 november 2019
Betrokkene heeft letsel opgelopen bij twee scooterongevallen. Zij heeft een belangenbehartiger ingeschakeld. Later is ze overgestapt naar een andere belangenbehartiger die een regeling heeft bereikt. De verzekeraar heeft de buitengerechtelijke kosten van de eerste belangenbehartiger nog niet volledig voldaan. In deze procedure streeft deze belangenbehartiger betaling na van zijn nog openstaande facturen.
Het hof oordeelt dat de vordering tot vergoeding van de (resterende) buitengerechtelijke kosten niet voldoet aan de dubbele redelijkheidstoets. De verzekeraar heeft de redelijkheid van de buitengerechtelijke kosten uitvoerig betwist. De werkzaamheden zouden het specialistentarief (variërend van € 275,- tot € 325,- per uur exclusief kantoorkosten) niet rechtvaardigen, er was volgens de verzekeraar geen sprake van een arbeidsintensieve zaak en de discussie op medisch gebied is gevoerd door de medisch adviseurs. Gelet op het gemotiveerde verweer van de verzekeraar had het op de weg van de belangenbehartiger gelegen om nader te onderbouwen dat alle werkzaamheden redelijkerwijs noodzakelijk waren, dat de verrichte handelingen in redelijkheid pasten binnen de daarvoor geschreven tijd en dat die handelingen ook het uurtarief rechtvaardigden. Door slechts algemene stellingen in te nemen en de onderbouwing niet concreet op de zaak toe te spitsen heeft de belangenbehartiger dat onvoldoende gedaan. Het hof gaat ook niet mee met de stelling van de belangenbehartiger dat betrokkene bovenmatig veel aandacht vroeg. Van een (in letschade gespecialiseerde) belangenbehartiger mag verwacht worden dat hij mede in het belang van de aansprakelijke partij de werkzaamheden in tijd en omvang binnen de perken houdt. Tot slot overweegt het hof dat in het kader van de buitengerechtelijke kosten ook betekenis toekomt aan de hoogte van het uiteindelijk uitgekeerde schadebedrag (ECLI:NL:HR:1994:ZC1578). De gedeclareerde kosten bedragen bijna 85% van de uitgekeerde schadevergoeding en zijn daarom onredelijk hoog.
De verzekeraar had ook een tegenvordering ingesteld in verband met misbruik van procesrecht of anderszins onrechtmatig handelen. Daar ging het hof niet in mee.
Buitengerechtelijke kosten komen alleen voor vergoeding door de verzekeraar in aanmerking wanneer wordt voldaan aan de dubbele redelijkheidstoets. De kosten zijn redelijk indien in de gegeven omstandigheden de verrichte werkzaamheden redelijkerwijs noodzakelijk waren en de gemaakte kosten naar hun omvang redelijk zijn. Daarvan was in dit geval geen sprake.
Klik voor de uitspraak:
Buitengerechtelijke kosten kunnen de dubbele redelijkheidstoets niet doorstaan
Buitengerechtelijke kosten kunnen de dubbele redelijkheidstoets niet doorstaan
12 december 2019