Brexit en consumentenrecht: much ado about nothing?
Een artikel van Christoph Jeloschek in het themanummer Brexit: the Unexpected (vanaf pagina 251) van Bedrijfsjuridische berichten.
Consumentenrecht is bij uitstek Europees recht. Zo is de overgrote meerderheid van de Nederlandse wetgeving voor consumenten van de afgelopen decennia gebaseerd op (de omzetting van) Europese richtlijnen en, meer recentelijk, Europese verordening die directe werking hebben. Nederlands recht – and for that matter : het toepasselijke recht binnen het Verenigd Koninkrijk (hierna: VK) – hebben hier in principe weinig aan toe te voegen. Sterker nog, er is een tendens om de EU-lidstaten juist nog minder vrijheid te geven om van de eenvormige regels af te wijken. De reden hiervoor ligt voor de hand. Wet- en regelgeving op het gebied van consumentenrecht is juist bedoeld om bestaande verschillen tussen lidstaten te verkleinen en zodoende de interne markt te verwezenlijken. Het gaat daarbij om één gemeenschappelijke binnenmarkt zonder obstakels, zoals afwijkende nationale consumentenbescherming, welke afschrikwekkend zouden zijn voor zowel consumenten alsook ondernemers die buiten hun thuisland willen opereren. In het verleden stond het lidstaten vrij om een hoger beschermingsniveau te (blijven) hanteren, hetgeen juist weer tot meer fragmentatie heeft geleid. Daar is de Europese wetgever daarom grotendeels vanaf gestapt. Om te komen tot een écht uniforme communautaire standaard van consumentenbescherming, zien we op Europees gebied in plaats daarvan een forse toename van richtlijnen met zogenaamde maximum harmonisatie. Dit betekent dat het lidstaten in principe niet (meer) vrijstaat om maatregelen te treffen die verdergaan dan het beschermingsniveau van de richtlijn zelf. Hoewel deze vervolgens nog moeten worden geïmplementeerd, staat dus bij voorbaat vast dat de verschillende nationale regels (waar en hoe deze ook omgezet zijn) van elkaar niet verschillen voor wat betreft het beschermingsniveau. Om een recent voorbeeld te noemen: de Richtlijn consumentenrechten (2011/83/EU) bepaalt dat het herroepingsrecht 14 dagen bedraagt. Daarmee is een einde gekomen aan verschillende termijnen in de lidstaten die golden onder haar voorganger. Daarmee weet niet alleen de consument waar hij aan toe is, maar ook de handelaar die
buiten zijn landsgrenzen actief is.
Wat heeft dit allemaal met de Brexit te maken? Bijna alles, ben ik – wat betreft de praktische gevolgen ervan – geneigd om te zeggen. Op grond van de grote invloed van het Europese consumentenrecht is er namelijk enerzijds nog weinig home-grown , nationaal consumentenrecht over dat wat nog niet op EU-niveau gereguleerd is zoals geldt voor productaansprakelijkheid, oneerlijke handelsbedingen/algemene voorwaarden, pakketreizen, time-sharing, colportage, overeenkomsten op afstand, consumentenkoop, financiële diensten, oneerlijke handelspraktijken, etc. Anderzijds heeft de aanpak van de harmonisatie tot nu toe, dus het creëren van minimumstandaarden, juist weer voor fragmentatie van nationale regels gezorgd. Dit breng met zich mee dat er, ongeacht de Europese wet- en regelgeving, telkens moet worden gekeken of er couleur locale is waar men rekening mee dient te houden. Daarnaast geldt er in een aantal landen nog aanvullende wetgeving die niet precies binnen hetzelfde kader als de richtlijnen valt. In de praktijk moet dus nu al een check van de relevante consumentenregels per land uitgevoerd worden om er zeker van te zijn dat men op een bepaalde afzetmarkt (zoals het VK) geen consumentenrechtelijke regels over het hoofd ziet die als gevolg van hun doorgaans dwingendrechtelijk karakter gelden ongeacht het toepasselijke recht (vergelijk Rome I Vo). In deze bijdrage zal ik ingaan op de vraag of – en zo ja: hoe – dit anders wordt met een Brexit. Veronderstelling is daarbij dat noch het VK (althans niet op korte termijn) lid van de EER wordt, noch een maatwerkoplossing wordt gevonden (in de inleidende bijdrage aangeduid als het Noorse, respectievelijk het Zwitserse model). Bij deze oplossingen zouden immers de EU-regels via de achterdeur alsnog blijven gelden en verandert er de facto weinig tot niets. Ik zal mij bovendien beperken tot de invalshoek van Nederlandse bedrijven die zich afvragen of het aanbieden en verkopen van hun goederen en diensten aan consumenten in het VK uit de pas gaat lopen met andere B2C afzetmarkten in Europa. Het spreekt ten slotte voor zich dat ik, mede gezien de beperkte ruimte van deze bijdrage, slechts enkele voorbeelden aan kan stippen en dus niet het consumentenrecht in de volle breedte kan bespreken.
Download het themanummer van Bedrijfsjuridische berichten en lees het volledige artikel:
Brexit: the Unexpected (pdf)
Abonneer u op Bedrijfsjuridische berichten, stuur een email naar: henk.verbeek@wolterskluwer.com.