Moet een werkgever alternatieve scenario’s aanvoeren in het kader van zijn verweer tegen werkgeversaansprakelijkheid?
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden 16 maart 2021
In deze zaak ging het om een werknemer die verwondingen aan zijn hand had opgelopen. Werknemer heeft een vordering op grond van art. 7:658 BW ingesteld tegen zijn werkgever. Het hof stelt vast dat de vraag die partijen vooral verdeeld houdt de vraag is of werknemer inderdaad bij de uitoefening van werkzaamheden voor werkgever een arbeidsongeval heeft gehad. Het hof acht dit voorshands bewezen, waarbij werkgever wordt toegelaten tot het leveren van tegenwijs. Op grond van de getuigenverklaringen en de medische stukken staat volgens het hof voldoende vast dat werknemer een arbeidsongeval heeft gehad. Het ligt naar het oordeel van het hof dan ook voor de hand dat dit ongeval zich heeft voorgedaan bij het bedrijf waar werknemer op dat moment in dienst was. Dit wordt niet alleen ondersteund door de eigen verklaring van werknemer (als partijgetuige) maar ook door andere bewijsmiddelen. Op belangrijke punten wordt dit bewijs weersproken door andere getuigen- en schriftelijke verklaringen. Deze verklaringen worden door het hof echter genuanceerd, onder meer omdat zij geen antwoord geven op de volgens het hof relevante vraag waar werknemer zijn verwondingen dan wel heeft opgelopen als dat niet bij werkgever was.
Als een werkgever zich op het standpunt stelt dat geen sprake is van een arbeidsongeval op zijn werkvloer, kan het zodoende raadzaam zijn om ook een plausibel alternatief scenario (en bewijs daarvan) te schetsen om te voorkomen dat iets voorshands aannemelijk wordt gevonden.
Wilt u hier meer over weten? Aarzel dan niet om contact met ons op te nemen!
Klik hier voor de uitspraak:
Bewijswaardering bij werkgeversaansprakelijkheid