Op welk moment vangt de twintigjarige verjaringstermijn aan bij een doorlopende beroepsfout?
Hoge Raad 27 november 2020
Een notaris heeft in 1992 verzuimd om na het passeren van een akte van huwelijkse voorwaarden deze voorwaarden in te schrijven in het huwelijksgoederenregister. Hij wordt hiervoor in 2014 aansprakelijk gesteld. Het hof had de termijn waarbinnen de notaris uiterlijk aan de inschrijfplicht moest hebben voldaan zonder jegens het echtpaar tekort te schieten, gesteld op zes weken na het passeren van de akte. Dit moment kan daarom worden aangemerkt als het moment waarop de gebeurtenis plaatsvond waardoor de schade is veroorzaakt en is daarmee tevens het aanvangstijdstip van de twintigjarige verjaringstermijn van art. 3:310 BW. Dat de notaris ook na die zes weken na het passeren van de akte nog de mogelijkheid had om de huwelijkse voorwaarden in te schrijven en daarmee de schade had kunnen voorkomen doet hier niet aan af. De vordering is verjaard, aldus het hof. De Hoge Raad kan zich hierin vinden.
Bij een voortdurende beroepsfout kan het lastig zijn om voor de toepassing van de twintigjarige verjaringstermijn het moment aan te wijzen waarop de schade is veroorzaakt. Dit arrest maakt duidelijk dat het laatste moment waarop nakoming nog zonder tekortschieten mogelijk was, voor de Hoge Raad beslissend is.
Wilt u hier meer over weten? Aarzel dan niet om contact met ons op te nemen!
Klik hier voor de uitspraak:
Beroepsaansprakelijkheid notaris wegens het niet inschrijven van huwelijkse voorwaarden