Gerechtshof Amsterdam 5 november 2019
In deze zaak staat de schade van een aandeelhouder centraal, die meent dat de bestuurder van de vennootschap waarin hij aandelen had dermate ernstig verwijtbaar gehandeld had, dat de vennootschap daardoor in faillissement was geraakt. De Hoge Raad heeft hierover in diverse uitspraken bepaald dat een aandeelhouder slechts recht heeft op vergoeding van deze afgeleide schade (te weten: de waardedaling van zijn aandelen ten gevolge van de schade die de bestuurder de vennootschap toebrengt), als dit het gevolg is van een schending van een specifieke zorgvuldigheidsverplichting jegens die aandeelhouder.
Van een dergelijke schending is nog geen sprake uitsluitend op grond van de omstandigheid dat het voorzienbaar is dat door het handelen van de bestuurder, de aandelen van de vennootschap minder waard zullen worden. Er moet echt sprake zijn van bijkomende omstandigheden, zoals opzet van de bestuurder om de aandeelhouder te benadelen, voor het kunnen aannemen van een specifieke zorgplichtschending. Het is van belang om deze specifieke zorgplichtschending met feiten en omstandigheden te onderbouwen, zodat het hof er niet – zoals in dit geval – snel aan voorbij kan gaan. Hieruit blijkt dat hiervan ook niet snel sprake zal zijn.
Wilt u hier meer over weten? Aarzel dan niet om contact met ons op te nemen.
Klik hier voor de uitspraak:
Afgeleide schade aandeelhouder bij bestuurdersaansprakelijkheid moet goed gemotiveerd worden