Wanneer is sprake van een gebrekkige opstal?
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden 13 april 2021
Een chauffeur van een diervoerleverancier is met een bulkwagen over een betonnen plaat gereden op het erf van een pluimveehouder. De plaat is vervolgens verzakt/gebroken en de wagen is daardoor gekanteld. Volgens het hof moet worden aangenomen dat de plaat het gewicht niet kon dragen. Zichtbaar was niet dat zich onder de plaat een nog niet gesloopte kelder bevond. Tevens was de plaat niet herkenbaar als onbegaanbaar terrein maar leek hij op een in gebruik zijnde erf/terreinverharding: de plaat lag, niet verdiept of uitstekend, in een rijpad, waarop daadwerkelijk werd gereden (blijkens de bandensporen ook met zwaar materieel). Appellant had er redelijkerwijze op bedacht moeten zijn dat het rijpad gevolgd zou worden door de chauffeur en had eenvoudig en tegen geringe kosten kunnen waarschuwen. Het hof komt tot het oordeel dat sprake is van onrechtmatige gevaarzetting en oordeelt daarnaast dat de betonvloer met de kelder niet voldeed aan de (veiligheids)eisen die men in de gegeven omstandigheden aan een erf/terreinverharding op een agrarisch bedrijf dat wordt bezocht door zwaar verkeer mocht stellen. Er is volgens het hof daarom sprake van een gebrekkige opstal, zodat de pluimveehouder als bezitter aansprakelijk is voor de schade.
Men dient zodoende bedacht te zijn op het feit dat de herkenbaarheid van de (on)begaanbaarheid van een terrein een rol kan spelen bij de beantwoording van de vraag aan welke (veiligheids)eisen het terrein moet voldoen in het kader van mogelijke opstalaansprakelijkheid. Wanneer een onbegaanbaar terrein niet als zodanig herkenbaar is, dient de bezitter op zijn minst daarvoor te waarschuwen.
Wilt u hier meer over weten? Aarzel dan niet om contact met ons op te nemen!
Klik hier voor de uitspraak:
Aansprakelijkheid voor (on)begaanbaar terrein