Bestond er bij het aangaan van de huurovereenkomst wetenschap over toekomstige betalingsachterstand?
Een vennootschap die zich richtte op detailhandel in Chinese woon- en lifestyle accessoires heeft een huurovereenkomst gesloten voor de huur van een bedrijfsruimte. Na drie maanden is de vennootschap gestopt met het betalen van de huur. De huurovereenkomst wordt via de kantonrechter ontbonden en de vennootschap wordt veroordeeld tot betaling van de huurachterstand. Is de bestuurder van de vennootschap persoonlijk aansprakelijk voor deze huurachterstand?
Het is vaste jurisprudentie van de Hoge Raad dat voor persoonlijke aansprakelijkheid van de bestuurder van een vennootschap een hoge drempel geldt. Uitgangspunt is dat alleen de vennootschap aansprakelijk is. Onder bijzondere omstandigheden is soms ook ruimte voor aansprakelijkheid van een bestuurder van een vennootschap. Daarvoor is nodig dat die bestuurder persoonlijk een ernstig verwijt kan worden gemaakt. Er gelden op grond van de jurisprudentie verschillende bijzondere situaties waarin kan worden aangenomen dat de bestuurder een persoonlijk ernstig verwijt treft. Een daarvan is de situatie dat de bestuurder namens de vennootschap een verplichting aangaat, terwijl hij of zij wist of redelijkerwijs had behoren te begrijpen dat de vennootschap niet aan die verplichting zou kunnen voldoen en dat de vennootschap ook geen verhaal zou bieden. Deze situatie wordt in dit arrest beoordeeld.
De verhuurders verwijten de bestuurder 1) dat zij de onderneming is gestart zonder kapitaal; 2) dat zij een onrealistische verwachting had van de omzet en 3) dat zij vanwege haar verblijfstatus als kennismigrant had moeten afzien van het aangaan van de overeenkomst.
Voornoemde omstandigheden zijn volgens het Hof echter niet voldoende voor het oordeel dat de bestuurder bij het aangaan van de huurovereenkomst wist dat de vennootschap drie maanden later – toen zij stopte met betalen – de huur niet meer kon betalen. Zo oordeelt het Hof 1) dat het niet ongebruikelijk is dat een startende onderneming geen omzet genereert vóór overeenkomsten met derden zoals een huurovereenkomst worden gesloten en dat er bovendien al enige omzet genererende activiteiten waren via een webshop; 2) dat de verwachting was dat de omzet door een fysieke locatie zou toenemen, maar dat dit uiteindelijk tegenviel door de corona uitbraak; en 3) dat de bestuurder bij het aangaan van de huurovereenkomst redelijkerwijs niet hoefde te anticiperen op het risico dat zij terug zou moeten naar China (ook dat de IND naderhand vaststelde dat sprake is van een schijnconstructie, maakt dat niet anders. De vraag of daarvan sprake was is van belang voor het al dan niet verlenen van een verblijfsvergunning aan een kennismigrant en daarvoor gelden andere criteria dan voor de persoonlijke aansprakelijkheid van een bestuurder.
Dit arrest bevestigt de vaste lijn in de jurisprudentie dat moet vaststaan dat bij het aangaan van de huurovereenkomst wetenschap bestond dat de huur niet betaald kon worden. In dit arrest wijzen de feiten meer op onzekerheid en niet op wetenschap, hetgeen dus onvoldoende is voor (de hoge drempel) voor bestuurdersaansprakelijkheid.
Lees het arrest hier: