Kan de achterblijvende (ex-)levenspartner jegens de assurantietussenpersoon aanspraak maken op een schadevergoeding omdat zij op de overlijdensrisicoverzekering niet als begunstigde is aangemerkt?
Indien belangen van een derde zo nauw zijn betrokken bij de behoorlijke uitvoering van de overeenkomst dat hij schade of ander nadeel kan lijden als een contractant in die uitvoering tekortschiet, kunnen de normen van hetgeen volgens ongeschreven recht in het maatschappelijk verkeer betaamt, meebrengen dat die contractant zijn gedrag mede door de belangen van een derde moet laten bepalen. Dat volgt uit twee arresten van de Hoge Raad (ECLI:NL:HR:2004:AO9069 en ECLI:NL:HR:2017:1355).
Recent overwoog het Gerechtshof Den Haag in een concreet geval dat een assurantietussenpersoon rekening had moeten houden met de belangen die de (toenmalig) partner van zijn opdrachtgever had bij de totstandkoming van de overlijdensrisicoverzekering.
In de zaak die voorlag bij het gerechtshof, bleek na het overlijden van de opdrachtgever van de assurantietussenpersoon dat appellante niet als begunstigde onder de overlijdensrisicoverzekering was aangemerkt, omdat zij niet getrouwd waren en zij dus niet als ‘echtgenote’ aan te merken viel. Appellante spreekt de assurantietussenpersoon van haar (inmiddels) ex-partner aan. De assurantietussenpersoon had, aldus appellante, tijdens het afsluiten van de overlijdensrisicoverzekering moeten weten dat appellante en haar ex-partner niet gehuwd waren, althans hij had daar naar moeten vragen. Vervolgens had hij de overlijdensrisicoverzekering, in afwijking van de standaardbepaling, niet ten gunste van ‘de echtgenote’ maar ten gunste van appellante moeten afsluiten.
Het gerechtshof overweegt – conform vaste jurisprudentie – dat de assurantietussenpersoon tegenover zijn opdrachtgever de zorg dient te betrachten die van een redelijk bekwaam en redelijk handelend beroepsgenoot kan worden verwacht. De assurantietussenpersoon dient te waken voor de belangen van de verzekeringnemer bij de tot zijn portefeuille behorende verzekeringen.
Bij het afsluiten van een overlijdensrisicoverzekering is het van wezenlijk belang dat de assurantietussenpersoon beschikt over de juiste informatie over de burgerlijke staat van zijn opdrachtgever, in dit geval de ex-partner van appellante. In zijn algemeenheid mag de assurantietussenpersoon uitgaan van de juistheid van de informatie die de klant hem geeft. Dat gaat echter alleen op als de informatie helder en duidelijk is. Dat was in deze zaak niet het geval. De assurantietussenpersoon had dus moeten doorvragen. Door dat na te laten, heeft de assurantietussenpersoon naar het oordeel van het gerechtshof niet als redelijk bekwaam en redelijk handelend beroepsgenoot gehandeld.
Vervolgens overweegt het gerechtshof dat voor de assurantietussenpersoon duidelijk was dat appellante als (destijds) partner van zijn opdrachtgever nauw betrokken was bij de opdracht van zijn opdrachtgever. Zij had een kenbaar en voorzienbaar (geldelijk) belang om aangemerkt te worden als ‘begunstigde’. Zodoende had de assurantietussenpersoon (ook) tegenover appellante een zorgplicht. Het schenden van die zorgplicht leidt ertoe dat de assurantietussenpersoon door het gerechtshof wordt veroordeeld om de schade van appellante te vergoeden die zij lijdt omdat zij niet als begunstigde onder de overlijdensrisicoverzekering is aangemerkt.
Dit arrest benadrukt nog eens dat ook de assurantietussenpersoon – conform de door de Hoge Raad geformuleerde rechtsregel – onder omstandigheden rekening heeft te houden met de belangen die derden bij behoorlijke nakoming van een contract kunnen hebben.
Klik hier voor de uitspraak:
Aansprakelijkheid assurantietussenpersoon voor schade van derde