Tot welke schade heeft de overkreditering geleid?
Een bank heeft een hypothecaire lening verstrekt van € 350.000 aan de klant, waarmee hij een woning heeft gekocht en verbouwd. Die woning heeft de klant vervolgens moeten verkopen, waarna een restschuld van € 103.966,54 is ontstaan. De klant spreekt daarop de bank aan omdat hij meent dat de bank hem een hogere lening heeft verstrekt dan zij hem gezien zijn situatie had mogen verstrekken (overkreditering) en hij daardoor schade heeft geleden. Volgens de klant bestaat deze schade uit i) de volledige restschuld en ii) het bedrag dat hij aan rente heeft betaald over de volledige lening.
In het hoger beroep staat vast dat er sprake is geweest van een zorgplichtschending: de bank had maximaal een bedrag van € 317.646,22 mogen uitlenen. Wel staat nog ter discussie tot welke schade de zorgplichtschending door overkreditering heeft geleid.
Het hof beantwoordt deze vraag stapsgewijs. Eerst stelt het hof het juridisch kader vast, namelijk dat voor de beoordeling van de door de klant gestelde schadeposten een vergelijking moet worden gemaakt tussen i) de werkelijke situatie waarin de bank de klant € 350.000 heeft geleend en ii) de hypothetische situatie waarin de bank bereid was om € 317.646,22 aan de klant te lenen. Vervolgens werkt het hof deze vergelijking uit aan de hand van de door partijen ingenomen stellingen. In dat kader is cruciaal dat het hof vaststelt dat de klant onvoldoende heeft gemotiveerd dat hij de woning bij een lager leenbedrag helemaal niet had gekocht en dat het hof er om die reden van uitgaat dat de klant in dat geval € 317.646,22 had geleend. De laatste stap die het hof zet is het daadwerkelijk vaststellen van de schade. Het hof concludeert dat als schade kan worden gekwalificeerd: i) het verschil tussen de werkelijke restschuld en de hypothetische restschuld als er minder was geleend, en ii) de rente over het bedrag van de overkreditering.
Dit arrest geeft zo een duidelijk stappenplan voor de wijze waarop schade na overkreditering moet worden vastgesteld en biedt de praktijk daarmee houvast. Ook onderstreept dit arrest nog maar eens dat het cruciaal is om stellingen gemotiveerd te onderbouwen en, bij betwisting, bewijs te overleggen. Gebeurt dit niet, dan ontstaat het risico, zoals in deze zaak ook gebeurde, dat wordt geoordeeld dat een stelling onvoldoende gemotiveerd is.
Klik hier voor de uitspraak