De vakantieperiode staat weer voor de deur in Nederland en de meeste werknemers hebben al vakantie gepland of zijn net teruggekomen. Maar er zijn ook werknemers die zelden of nooit vakantie opnemen. Hierdoor bouwen ze een grote voorraad aan vakantiedagen op. Dit is natuurlijk om meerdere redenen onwenselijk. Voor een werkgever is van belang te realiseren dat als de werknemer hier niet op wordt aangesproken, deze vakantiedagen in principe niet komen te vervallen of verjaren. Dit blijkt uit een recent arrest van de Hoge Raad.
Wettelijke kader: verlies van vakantiedagen
Volgens de wet heeft een werknemer minimaal recht op vier weken vakantie per jaar. Dit komt neer op 20 wettelijke vakantiedagen bij een fulltime dienstverband. Deze wettelijke vakantiedagen vervallen een half jaar na het jaar waarin ze zijn opgebouwd, tenzij de werknemer niet in staat was om vakantie op te nemen. In dat geval geldt er volgens de wet nog wel een verjaringstermijn van vijf jaar.
Het Max Planck-arrest: zorg- en informatieverplichting van de werkgever
Het Europese Hof van Justitie heeft in 2018 in het Max Planck-arrest (in een Duitse zaak) geoordeeld dat het recht op vakantie niet zomaar verloren kan gaan. Hiervan kan slechts sprake zijn wanneer de werkgever ervoor heeft gezorgd dat de werknemer daadwerkelijk de mogelijkheid heeft gehad om zijn jaarlijkse vakantie op te nemen. Daarvoor is vereist dat de werkgever de werknemer ‘op precieze wijze’ en tijdig heeft geïnformeerd over zijn vakantierechten en de werknemer heeft gewaarschuwd voor het moment waarop de werknemer deze rechten verliest.
Hoge Raad: geen verjaring zolang werkgever niet aan zijn verplichtingen voldoet
Onlangs heeft de Hoge Raad uitspraak gedaan in een Nederlandse zaak waarin dit aan de orde was. De werknemer, die werkzaam was als advocaat, had gedurende 15 jaar een stuwmeer van vakantiedagen opgebouwd. Het ging concreet om 186,5 opgebouwde maar niet-genoten vakantiedagen, inclusief bovenwettelijke dagen. De vraag was of de wettelijke vakantiedagen na een periode van vijf jaar waren verjaard.
In deze zaak had de werkgever niet voldaan aan de hiervoor genoemde zorg- en informatieverplichting. Het hof had daarom volgens de Hoge Raad terecht de verjaringstermijn van vijf jaar buiten toepassing gelaten. Het Europees recht verzet zich tegen een nationale regeling waarin het recht op vakantie na vijf jaar verjaart als de werkgever de werknemer niet daadwerkelijk in staat heeft gesteld om zijn vakantierecht uit te oefenen.
Doordat de verjaringstermijn van vijf jaar buiten toepassing werd gelaten had de werknemer na de beëindiging van zijn dienstverband recht op een bedrag van € 62.604,32 bruto als vergoeding voor opgebouwde maar niet-genoten vakantiedagen. Dit bedrag werd nog vermeerderd met een boete van 10% (de ‘wettelijke verhoging’) en de wettelijke rente.
Zonder actie van de werkgever gaan vakantiedagen niet verloren
Om vakantiedagen te laten vervallen of verjaren is actie van de werkgever vereist. Werkgevers moeten hun werknemers tijdig en duidelijk informeren over zowel de vervaldatum van zes maanden als de verjaringstermijn van vijf jaar. Zolang de werknemer niet daadwerkelijk in staat is gesteld om zijn vakantie op te nemen, kunnen de vakantiedagen (zelfs na vijf jaar) niet verloren gaan.
Tot slot is van belang dat het bij een geschil aan de werkgever is om te bewijzen dat hij alle zorgvuldigheid heeft betracht die nodig is om de werknemer daadwerkelijk in staat te stellen vakantiedagen op te nemen. Het is voor werkgevers daarom van belang om een deugdelijke administratie bij te houden. Hierin moeten zowel het openstaande vakantiesaldo als de verzonden waarschuwingen aan de werknemer goed zijn vastgelegd.
Heeft u nog vragen over verval of verjaring van vakantiedagen? Neem contact met Eylard van Fenema of Marieke Opdam