Vergoeding van door de OR gemaakte kosten door de ondernemer
Een bespreking van Rechtbank 's-Gravenhage, 27 januari 2010, JAR 2010/86
Vergoeding van kosten van de OR
Om ervoor te zorgen dat de OR (of Commissie) ook daadwerkelijk gebruik kan maken van alle in de Wet op de Ondernemingsraden (hierna: WOR) aan hem toegekende rechten en bevoegdheden, voorziet artikel 22 van de WOR in een regeling voor de door de OR gemaakte kosten. Op grond van dat artikel komen alle kosten die de OR maakt en die redelijkerwijs noodzakelijk zijn voor de vervulling van zijn taak, ten laste van de ondernemer. Hierbij kan bijvoorbeeld worden gedacht aan reiskosten, secretariaatskosten en vergaderkosten. Maar ook de kosten voor raadplegen van een derde, waaronder een deskundige of advocaat, vallen onder deze bepaling. De ondernemer dient wel vooraf van te maken kosten op de hoogte te worden gebracht.Achtergrond van deze zaak
De procedure bij de Rechtbank Den Haag is aangespannen door een advocatenkantoor, dat werkzaamheden heeft verricht voor twee ondernemingsraden. De ondernemer heeft slechts een gedeelte van de advocaatkosten voldaan en het advocatenkantoor vordert in rechte de betaling van het resterende bedrag. De ondernemer betwist onder verwijzing naar artikel 22 WOR nog enig bedrag aan het advocatenkantoor te zijn verschuldigd. Hij betoogt dat het door het advocatenkantoor in rekening gebrachte bedrag buitensporig hoog is, zodat de kosten niet kunnen worden aangemerkt als redelijkerwijze noodzakelijk voor de vervulling van de taak van de OR. Daarnaast heeft het advocatenkantoor vooraf geen (deugdelijke) opgave gedaan van de geschatte kosten, terwijl de ondernemer daar wel bij herhaling om heeft verzocht.Oordeel van de Rechtbank
De rechtbank gaat mee met de opvatting van de ondernemer dat het advocatenkantoor artikel 22 WOR heeft geschonden door na te laten om op verzoek van de ondernemer vooraf een (deugdelijke) opgave te doen van te verwachten kosten. Volgens de rechtbank is de strekking van artikel 22 WOR nu juist dat de ondernemer in staat moet zijn om tevoren een inschatting te maken van zowel de noodzaak van het maken van kosten, als de redelijkheid van de hoogte daarvan. De achterliggende gedachte is dat de ondernemer die van oordeel is dat de geraamde kosten niet kunnen worden aangemerkt als redelijkerwijze noodzakelijk, zich nog vóór de kosten daadwerkelijk zijn gemaakt, voor bemiddeling en advies tot de bedrijfscommissie en eventueel daarna nog tot de kantonrechter kan wenden. In feite heeft de bestuurder van de onderneming dus een beperkt goedkeuringsrecht vooraf en mag een door de OR ingeschakelde deskundige of advocaat er niet op vertrouwen dat aan haar een 'blanco cheque' is afgegeven. De Rechtbank overweegt echter dat het voorgaande niet met zich brengt dat de door het advocatenkantoor verzonden declaraties allemaal onbetaald mogen blijven. De strekking van artikel 22 WOR is immers niet dat de kosten van inschakeling van een deskundige, voor zover redelijk, in het geheel niet ten laste van de ondernemer zouden kunnen worden gebracht. De ondernemer behoort naar het oordeel van de rechtbank wél de kosten te vergoeden die in de gegeven omstandigheden achteraf bezien redelijkerwijs noodzakelijk waren en die ook in omvang als redelijk zijn te beschouwen. De ondernemer moet daarom alsnog een - sterk gematigd - bedrag aan het advocatenkantoor voldoen.Tips:
- De ondernemer is gehouden om die kosten te voldoen, die de OR of Commissie redelijkerwijze moet maken voor de vervulling van zijn taak.
- De ondernemer kan om een inschatting van de kosten verzoeken vóór dat de kosten worden gemaakt. De ondernemer kan gebruik maken van de in artikel 36 WOR geregelde geschillencommissie indien hij meent dat de te maken kosten niet redelijkerwijze noodzakelijk zijn voor de vervulling van de taak van de OR of Commissie, of indien hij deze buitenproportioneel acht.
- Uit deze uitspraak volgt dat de OR (of de door hem ingeschakelde derde) er niet op kan vertrouwen dat aan hem een 'blanco cheque' is afgegeven indien tevoren geen expliciete afspraken zijn gemaakt over de te maken kosten.
- Tegelijkertijd neemt de afwezigheid van expliciete afspraken niet weg dat de ondernemer wel díe kosten dient te vergoeden, die in de gegeven omstandigheden achteraf bezien redelijkerwijs noodzakelijk waren. Dit betekent in de praktijk dat de Rechtbank het in rekening gebrachte bedrag kan matigen.