De Hoge Raad heeft op 8 september 2023 een arrest gewezen dat van belang is voor de geldigheid van algemene voorwaarden in een zakelijke (b2b) setting. De reflexwerking van de zwarte en grijze lijst lijkt te zijn verruimd.
Algemene voorwaarden in het algemeen
Algemene voorwaarden (ook wel de kleine lettertjes) zijn standaardvoorwaarden waarin een commerciële partij (gebruiker) neerlegt onder welke (standaard) voorwaarden hij een overeenkomst wil aangaan. Een overeenkomst komt tot stand door aanbod en aanvaarding. Voor algemene voorwaarden is wettelijk bepaald dat deze sneller door de wederpartij als aanvaard worden beschouwd dan in het geval van een ‘gewone’ overeenkomst.
Voor het bewijzen van de aanvaarding is het daardoor niet vereist dat de gebruiker bewijst dat zijn wederpartij de algemene voorwaarden daadwerkelijk heeft gelezen en begrepen. In beginsel is voldoende dat de gebruiker aantoont dat hij zijn algemene voorwaarden van toepassing heeft verklaard, en de wederpartij dat niet (voldoende uitdrukkelijk) van de hand heeft gewezen. Het gevolg daarvan is dat een partij onbewust gebonden kan worden aan (zeer) nadelige algemene voorwaarden.
De bijzondere wettelijke regels gelden alleen voor zover het gaat om ‘algemene voorwaarden’. Dat zijn nadrukkelijk niet zogenaamd ‘verplichtingen die de kern van de prestatie raken’ zoals de prijs of de specificatie van wat geleverd moet worden.
Bescherming tegen oneerlijke bedingen in algemene voorwaarden
Mede vanwege de vrij makkelijk aangenomen aanvaarding, biedt de wet twee manieren ter bescherming tegen de toepasselijkheid van oneerlijke bedingen (dit is niet van toepassing bij buitenlandse partijen of als de wederpartij ‘groot’ is). Eerder schreven wij een blog over bescherming tegen bedingen in de algemene voorwaarden. Een korte herhaling. Allereerst moet de wederpartij uiterlijk bij het aangaan van de overeenkomst de mogelijkheid hebben gehad om van de algemene voorwaarden kennis te hebben genomen. Heeft een wederpartij deze mogelijkheid niet gehad, en zijn de algemene voorwaarden niet op juiste wijze ter hand gesteld, dan levert dit een vernietigingsgrond op voor de wederpartij. Ten tweede kan de wederpartij een beding in de algemene voorwaarden vernietigen indien dat beding ‘onredelijk bezwarend is’. Dit is een open norm, waarbij wordt gekeken naar de aard en overige inhoud van de overeenkomst, de wijze waarop de voorwaarden tot stand zijn gekomen en de wederzijdse belangen van partijen. Andere omstandigheden kunnen ook een rol spelen, zoals de hoedanigheid van partijen (bijvoorbeeld particulier, grote multinational of mkb), de maatschappelijke positie van partijen, eventuele deskundigheid en de onderlinge verhouding tussen partijen.
Voor consumenten bestaat er de ‘zwarte’ en ‘grijze’ lijst waarop bepaalde bedingen staan die in algemene voorwaarden vaak voorkomen. Bedingen die op de zwarte lijst staan, zijn hoe dan ook onredelijk bezwarend. Grijs zijn bedingen waarvan wettelijk vermoed wordt dat ze onredelijk bezwarend worden. In dat geval kan de gebruiker nog tegenbewijs leveren dat het beding – gegeven de situatie – niet onredelijk bezwarend is.
Reflexwerking; Hoge Raad lijkt te verruimen
Aan de zwarte en grijze lijst komt zogenaamde reflexwerking toe. Dit leerstuk is in de literatuur en rechtspraak nader belicht en houdt in dat ondernemingen in bepaalde gevallen ook een beroep toekomt op de twee lijsten bij de toets of het beding onredelijk bezwarend is. Tot voor kort leek de reflexwerking slechts in uitzonderlijke situaties te kunnen worden toegepast. Van reflexwerking leek in de (lagere) rechtspraak alleen sprake in het geval van kleine ondernemingen die zich materieel eigenlijk niet van een consument onderscheiden. Met name rechtspersonen die geen beroep of bedrijf uitoefenen leken hieronder te vallen.
In het arrest van 8 september 2023 lijkt de Hoge Raad deze zeer beperkte reikwijdte van de reflexwerking toch wat te willen verruimen. De Hoge Raad bevestigt dat reflexwerking ook mogelijk is in gevallen waarin de wederpartij een overeenkomst heeft gesloten in de uitoefening van haar beroep of bedrijf, maar deze overeenkomst geen betrekking heeft op de eigenlijke beroeps- of bedrijfsactiviteiten.
In dit geval ging het om een kaas- en zuivelbedrijf. Dit bedrijf had een adviseur ingeschakeld om te begeleiden bij het verwerven van een subsidie en het voorzien in een bijbehorende financieringsconstructie. De Hoge Raad kwam tot het oordeel dat de overeenkomst geen betrekking had op de eigenlijke activiteiten van het bedrijf (namelijk zuivel), waardoor de positie van de onderneming grote gelijkenissen vertoont met die van een consument. In dat geval kan de omstandigheid dat een beding voorkomt op de zwarte of grijze lijst aldus relevant zijn voor de beoordeling of het beding onredelijk bezwarend is.