Is de tijd die een werknemer nodig heeft om voorafgaand aan diens dienst in te loggen en op te starten aan te merken als arbeidstijd? Met andere woorden: moet een werknemer salaris ontvangen voor deze inlog- en opstarttijd? Over die vraag heeft de rechtbank Den Haag zich recentelijk gebogen.
Situatie werknemer
De werknemer in kwestie werkte voor een callcenter, onder meer op een project voor de GGD. Zij werkte thuis en haar werkzaamheden bestonden uit het aannemen van telefoontjes van klanten. Wanneer zij was ingelogd in de systemen en op de knop ‘Take Calls’ drukte, kon zij door klanten gebeld worden. Uit regels die bij de werkgever golden bleek dat werknemers die om 9.00 uur moesten beginnen, ook daadwerkelijk om 9.00 uur het eerste telefoontje moesten aannemen. De werkgever verwachtte daarom dat haar werknemers altijd een kwartier voor aanvang van de dienst ingelogd waren.
Maar dat inloggen, dat duurde volgens de werknemer erg lang. De inlogprogramma’s waren traag waardoor werknemer steevast een half uur van te voren moest beginnen met inloggen en opstarten. De werknemer is dan ook van mening dat deze tijd is aan te merken als arbeidstijd die uitbetaald moet worden. In die tijd golden namelijk de instructies van de werkgever en de werknemer kon deze tijd dus niet aan eigen dingen besteden.
Standpunten werkgever
Werkgever denkt hier anders over. Tijdens de inlogtijd hoefde werknemer namelijk nog geen werkzaamheden te verrichten. Ook hoefde zij zich bij niemand te melden zodra zij haar computer opstartte, stond op dat moment niet onder gezag van de werkgever en ontving ook geen instructies van haar werkgever. Ze werkte immers thuis. Volgens de werkgever moet de inlog- en opstarttijd dus niet als betaalde arbeidstijd worden aangemerkt.
Oordeel kantonrechter
De kantonrechter sluit zich aan bij de standpunten van werkgever. Doorslaggevend voor het oordeel van de kantonrechter was dat werknemer haar werkzaamheden thuis verrichtte. Zodra werknemer was ingelogd in de systemen, kon zij thuis haar tijd tot aan het eerste telefoontje zelf indelen. In deze tijd hoefde ze geen arbeid te verrichten en had haar werkgever geen zeggenschap over de manier waarop zij haar tijd indeelde.
Bovendien vond de kantonrechter dat de werknemer haar vordering onvoldoende onderbouwd had. Ze had namelijk niet aangetoond dat het opstarten van alle programma’s zo lang duurde.
Conclusie: afhankelijk van de omstandigheden van het geval
In een andere zaak, weliswaar tegen dezelfde werkgever, die bij het Hof Den Haag speelde, werd de tijd die werknemer eerder aanwezig moest zijn wél aangemerkt als betaalde arbeidstijd. Het verschil zat hem in het feit dat deze werknemer niet thuis, maar op kantoor werkte. Daardoor kon de werknemer deze tijd niet vrij invullen, in tegenstelling tot wat de thuiswerkende werknemer wel kon.
Of inlog- en opstarttijd is aan te merken als betaalde arbeidstijd, lijkt sterk afhankelijk van de vraag of de werknemer gedurende deze tijd in staat is zelf diens tijd in te delen en vrij in te vullen. Vanzelfsprekend is daarvan sneller sprake bij de thuiswerkende werknemer dan bij de werknemer die op kantoor werkt.