Persrecht: Hoge Raad doet principiële uitspraak
Een bespreking van het arrest Van Gasteren / Hemelrijk van de Hoge Raad van 18 januari 2008
"Geachte Hoge Raad,
Ik schrijf U over een onderwerp dat ik, als ik de juristen geloven mag, nooit meer kan aanroeren. Nou ja, ik kan het wel doen, maar, aldus die juristen, dan krijg ik onmiddellijk een proces met een dikke vette schadeclaim aan mijn broek, dat ik gegarandeerd ga verliezen. Waarom zal ik dat proces onvermijdelijk verliezen? Omdat ik het verleden van de cineast Louis van Gasteren niet meer mag oprakelen. …………Louis zelf die mag, gek genoeg, zijn verleden oprakelen zoveel hij maar wil……"
In de brief zet Hemelrijk de nodige vraagtekens bij Van Gasteren's stelling dat hij deel zou hebben uitgemaakt van het verzet en dat de liquidatie daaruit voortvloeide.
"Over de werkelijke motieven van Van Gasteren om die onderduiker om zeep te helpen ga ik niet speculeren ik kijk wel uit. Wel staat vast dat die onderduiker een klein fortuin aan geld bezat, dat hij dag en nacht bij zich droeg……. Uw Raad weet eveneens net zo goed als ik dat Louis kort na de moord door getuigen is gesignaleerd met een grote hoeveelheid geld, dat eruit zag alsof het in het water had gelegen. Hij was, als ik me goed herinner, bezig de bankbiljetten te drogen te hangen. Maar over de werkelijke motieven van Louis van Gasteren ga ik niet speculeren. Ik kijk wel uit. Laten de lezers hun eigen conclusies maar trekken…"
In 2001 dagvaardt Van Gasteren Hemelrijk. Hij stelt dat Hemelrijk onrechtmatig handelt door beweringen te herhalen die de Hoge Raad in het Paroolarrest onrechtmatig had beoordeeld. Hemelrijk werd bijgestaan door Kennedy Van der Laan's Eberhard van der Laan (met cassatie-advocaat Maarten Schenck).
Tijdens het hoger beroep van de procedure tegen Hemelrijk, in 2005, bevestigt de Raadskamer WBP van de Pensioen- en Uitkeringsraad dat de pensioenaanvraag van Van Gasteren terecht was afgewezen.
Achtergrond
Op 24 mei 1943 brengt cineast Van Gasteren de sinds 19 mei 1943 bij hem in Amsterdam ondergebrachte joodse onderduiker Walter Oettinger om het leven. In 1944 wordt Van Gasteren wegens doodslag veroordeeld tot een gevangenisstraf van 4 jaar. Na de oorlog krijgt Van Gasteren gratie. Van Gasteren zegt zelf dat het ombrengen van Oettinger een verzetsactiviteit was, omdat de onderduiker een levensbedreiging was voor verschillende personen. Over dit onderwerp ontstaat een tot op de dag van vandaag voortdurende publieke discussie. In 1990 publiceert journalist Bart Middelburg in Het Parool over de kwestie. Daarin worden twijfels geuit over de motieven van de liquidatie. In die publicaties leest de Hoge Raad de beschuldiging dat Van Gasteren zich schuldig zou hebben gemaakt aan "een (ordinaire) roofmoord". Bij arrest van 6 januari 1995 concludeert de Hoge Raad dat die publicaties onrechtmatig waren jegens Van Gasteren. De affaire staat ook na dat oordeel van de Hoge Raad niet stil. In een door Van Gasteren aangespannen procedure oordeelt de Centrale Raad van Beroep in 1997 dat het doden van Oettinger geen verzetsdaad was in de zin van de Wet buitengewoon pensioen, zodat het door Van Gasteren aangevraagde pensioen terecht was geweigerd. Een paar maanden later herhaalt Van Gasteren in een portret over hem in het NPS-televisieprogramma "het Uur van de Wolf" dat de liquidatie diende te gebeuren in het belang van het verzet.Open Brief op Internet
Op 2 november 1999 plaatst de journaliste Pamela Hemelrijk een "Open Brief aan de Hoge Raad" op internet, die als volgt begint:![liquidatie-Van-Gasteren liquidatie-Van-Gasteren](https://kvdl.nl/wp-content/uploads/2013/01/liquidatie-Van-Gasteren-300x225.jpg)