Op 1 november 2017 kondigde Deliveroo aan bestaande tijdelijke arbeidsovereenkomsten niet meer te verlengen. Bezorgers konden na afloop van de arbeidsovereenkomst nog slechts als zelfstandige aan de slag voor het bedrijf. De 20-jarige bezorger Ferwerda accepteerde het zzp-contract, maar vindt (achteraf) dat eigenlijk sprake is van schijnzelfstandigheid. Hij vorderde een verklaring voor recht dat de tussen partijen gesloten overeenkomst moet worden aangemerkt als een arbeidsovereenkomst. Hij kreeg daarbij steun van de Tweede Kamerfractie van de PvdA en de FNV.
Geen arbeidsovereenkomst
De Kantonrechter Amsterdam oordeelde op 23 juli 2018 dat geen sprake is van een arbeidsovereenkomst. Hieraan legt de kantonrechter twee redenen ten grondslag.
Ten eerste is van belang wat partijen onderling hebben afgesproken. Uit de overeenkomst van opdracht blijkt volgens de kantonrechter duidelijk dat partijen de bedoeling hadden dat de bezorger als zzp-er zou gaan werken en dat partijen niet de intentie hadden dat de bezorger als werknemer op basis van een arbeidsovereenkomst in dienst zou treden van Deliveroo. De bezorger heeft dat ook in een e-mail bevestigd. Bovendien heeft hij zich ingeschreven als eenmanszaak bij de Kamer van Koophandel en een btw-nummer aangevraagd. De bezorger heeft met deze handelwijze willens en wetens een overeenkomst van opdracht geaccepteerd.
Ten tweede is van belang op welke wijze partijen uitvoering aan de overeenkomst hebben gegeven. In een zelfstandige werkrelatie tussen opdrachtgever (Deliveroo) en opdrachtnemer (bezorger) mag geen gezagsverhouding bestaan. Dan zou sprake zijn van een schijnconstructie. Volgens de kantonrechter bestaat tussen Deliveroo en de bezorger geen gezagsrelatie. De bezorger kan namelijk zelf beslissen of hij zich aanmeldt voor werk en het staat hem vrij bestellingen te weigeren, waarna de bestelling aan een andere bezorger zal worden aangeboden. Ook mag hij in zijn eigen kleding dan wel kleding van de concurrent en met een eigen thermobox werken, zolang deze voldoen aan de veiligheidseisen. Daarnaast staat het de bezorger vrij om te werken voor een concurrerende onderneming en mag hij zich vrijelijk laten vervangen door een ander om het werk te verrichten.
Gelet op het bovenstaande komt de kantonrechter tot het oordeel dat, gezien de overeenkomst die tussen partijen is gesloten en hoe zij vervolgens feitelijk aan die overeenkomst uitvoering en invulling hebben gegeven, de verhouding niet kwalificeert als een arbeidsovereenkomst.
Wetgever moet oordelen
Interessant aan de uitspraak is dat de kantonrechter erkent dat in het huidige arbeidsrecht geen rekening is gehouden met de arbeidsverhoudingen die voortkomen uit de (relatief) nieuwe platformeconomie, maar vervolgens oordeelt dat de kwalificatie als zzp-er niet zo onredelijk is dat de rechter anders moet beslissen. Volgens de kantonrechter is het aan de wetgever om maatregelen te treffen wanneer het ongewenst wordt geacht dat werkplatforms als Deliveroo dergelijke overeenkomsten aanbieden.
Platformeconomie
Dit is de eerste keer dat de Nederlandse rechter zich uitlaat over de arbeidsverhouding in de platformeconomie. In andere Europese landen, zoals Frankrijk en Groot-Brittannië hebben reeds diverse rechtszaken plaatsgevonden. Ook in Spanje is er op 1 juni 2018 uitspraak gedaan in een zaak van Deliveroo, waarin de Spaanse rechter oordeelde dat er sprake was van schijnzelfstandigheid en de bezorger in dienst was op basis van een arbeidsovereenkomst.
De uitspraak van de Kantonrechter Amsterdam van 23 juli 2018 laat zien dat de Nederlandse rechter op basis van alle feiten en omstandigheden toetst of de relatie tussen het werkplatform en de werker kwalificeert als een arbeidsverhouding of als een zzp-verhouding. Dit betekent dat de werkwijze van het werkplatform zal bepalen wat de uitkomst is en dat er voor andere werkplatforms in de toekomst andere uitspraken kunnen volgen.
Door de casuïstische benadering blijft de rechtsonzekerheid over de status van platformwerkers voortbestaan. Ondertussen nemen de zorgen over de toenemende platformeconomie toe. De discussie over de kwalificatie van platformwerkers ligt in het verlengde van de algemene discussie in Nederland over de toename van (schijn)zelfstandigen. Het kabinet heeft in het Regeerakkoord van 10 oktober 2017 maatregelen aangekondigd die schijnzelfstandigheid moeten tegengaan door duidelijkere criteria vast te stellen, zoals een tariefbodem. Het is echter nog maar de vraag in hoeverre de aangekondigde wet ook een oplossing voor de platformwerkers zal bieden. De Kantonrechter Amsterdam merkte terecht op dat het aan de wetgever is om te beoordelen of er specifieke maatregelen moeten komen voor werkplatforms. Wij kunnen ons voorstellen dat de Nederlandse wetgever eerst zal afwachten of er aparte wetgeving vanuit de Europese Unie zal komen, nu de Europese Commissie eerder dit jaar daartoe een voorstel heeft gedaan.