Verlagen van het salaris: een (no-)go?
Met het voortijdig beëindigen van de Nederlandse betaald voetbalcompetities in seizoen 2019/2020 en de afwezigheid van publiek in de voetbalstadions voor meer dan een jaar, werd de voetbalsector sportief en financieel zwaar getroffen door de coronacrisis. Het seizoen 2019/2020 eindigde zonder landskampioen en inkomsten van de clubs, met name afhankelijk van publiek bij wedstrijden, vielen door de coronabeperkingen grotendeels weg. De crisis leidde ertoe dat clubs genoodzaakt waren financiële maatregelen te treffen, waaronder afspraken met seizoenkaarthouders, sponsors en partners over continuering van de samenwerking en betalingen. Hoewel deze niet altijd toereikend waren voor met name eredivisieclubs – het gemiddelde salaris van de speler uit de eredivisie ligt immers boven het maximumsalaris dat wordt meegenomen in de subsidieberekening van de NOW – werd er niettemin door veel voetbalclubs gebruikgemaakt van de NOW-subsidie.
Op sectorniveau werden door alle bij de sector betrokken actoren, waaronder de clubs en de spelers, aan het begin van de coronacrisis tijdelijke afspraken gemaakt over onder meer de wijze waarop spelerssalarissen verlaagd zouden moeten worden. Een ‘uniek akkoord’ werden de afspraken genoemd. En ondanks dat zo’n kwalificatie altijd direct de vraag oproept in hoeverre ‘uniek’ ook echt uniek is, moet gezegd worden dat een salarisreductie van EUR 35 miljoen op jaarbasis zonder meer uitzonderlijk te noemen is.
De aanbevelingen met betrekking tot de salarisreductie liepen tot 1 januari 2021 en hoewel het einde van de crisis toen nog niet in zicht was, zijn de aanbevelingen niet verlengd. In plaats van een nieuwe collectieve regeling, gingen een aantal clubs (door omstandigheden gedwongen) hun eigen weg en kozen zij ervoor met spelers nieuwe afspraken te maken over verlaging van salarissen na 1 januari 2021. Dat salarisverlaging een gevoelig onderwerp kan zijn en een zorgvuldige benadering vergt, blijkt wel uit de ophef die ontstond rondom de door Feyenoord aangekondigde aanvullende verlaging van spelerssalarissen in februari van dit jaar. Feyenoord trachtte de verlaging eenzijdig door te voeren zonder instemming van de spelers.
In dit artikel analyseren Tim Wilms en Niels Jansen hoe in de voetbalsector op de crisis is gereageerd en welke keuzes daarbij zijn gemaakt en dan met name op het terrein van salarisverlagingen. Zij bespreken uiteraard het juridisch kader omtrent salarisverlaging en onderzoeken of, en zo ja, in welke mate voetbalclubs in crisistijd van hun voetballers kunnen verlangen dat zij genoegen nemen met salarisvermindering. Daarnaast wordt er aandacht besteed aan de verhouding tussen wijzigingen van arbeidsvoorwaarden die steun vinden in sectorale collectieve afspraken en wijzigingen die deze steun ontberen, waarbij ook de invloed van (het ontbreken van) collectieve afspraken op de juridische toelaatbaarheid van wijzigingen aan de orde komt.