HR 11 oktober 2019, ECLI:NL:HR:2019:1581
De Hoge Raad geeft in zijn arrest van 11 oktober 2019 een aantal handvatten waarmee het verzuim van de schuldenaar (in dit geval: de aannemer) kan worden bepaald. Wat is een redelijke ingebrekestellingstermijn? Leidt het niet (afdoende) reageren op een bericht, waarin de opdrachtgever om een herstelplan verzoekt, tot verzuim?
Achtergrond
De zaak gaat over de realisatie van een sportcomplex. Aannemer Fraanje (onderaannemer in het gehele project) haalt de geplande opleverdata van zijn werkzaamheden (levering kozijnen, gevels, beglazing en zetwerk) niet. Hij zegt toe het werk alsnog op korte termijn te zullen opleveren maar ook aan het einde van die termijn zijn diverse onderdelen nog niet gereed. Opdrachtgever Aukon (de hoofdaannemer) stelt de aannemer daarop in gebreke, waarbij hij relatief korte termijnen gebruikt (o.a. de montage van de vliesgevels en kozijnen van het zwembad binnen zeven dagen gereed). Tevens vraagt de opdrachtgever aan de aannemer om op voorhand te bevestigen dat hij de betreffende werkzaamheden tijdig gereed zal hebben. De opdrachtgever meent daarnaast dat een deel van het werk niet aan de overeenkomst voldoet, aangezien de aannemer andere materialen heeft gebruikt dan voorgeschreven. De opdrachtgever vraagt de aannemer ook hier om een bevestiging, ditmaal dat hij het e.e.a. zal vervangen door de juiste materialen. De aannemer komt niet na binnen de door de opdrachtgever gestelde termijnen en stuurt daarbinnen ook niet de gevraagde bevestigingen, waarop de opdrachtgever de overeenkomst ontbindt. De aannemer is het hier niet mee eens en partijen leggen hun standpunt voor aan de rechter.
Verzuim?
De centrale vraag is of er sprake is van verzuim, hetgeen voor ontbinding vereist is (art. 6:265 lid 2 BW). Voor dit verzuim dient de opdrachtgever naar de hoofdregel van art. 82 lid 1 BW aan de aannemer een redelijke termijn te stellen om alsnog na te komen.
Rechtbank en Hof
De aannemer meent dat zich geen verzuim voordoet. Rechtbank en Hof geven hem daarin gelijk: de gestelde termijnen zijn volgens hen onredelijk kort. Daarbinnen kan de aannemer onmogelijk het gevraagde (herstel) werk uitvoeren. De omstandigheid dat de aannemer zich niet, zoals hem was gevraagd, binnen vijf dagen bereid verklaart om tot herstel over te gaan, levert evenmin verzuim op aangezien i) die reactietermijn onredelijk kort is en ii) de aannemer zich wel buiten die termijn bereid heeft verklaard om na te komen.
Hoge Raad
De Hoge Raad vernietigt het arrest van het Hof. Daarbij stelt hij voorop dat de wettelijke bepalingen over ingebrekestelling en verzuim geen strakke regels zijn. Deze bepalingen beogen daarentegen om de rechter de mogelijkheid te geven om in de gevallen dat partijen – zoals meestal – zonder gedetailleerde kennis van de wet hebben gehandeld, tot een redelijke oplossing te komen naar gelang van wat in de gegeven omstandigheden redelijkerwijs van hen mocht worden verwacht.
Vervolgens overweegt de Hoge Raad dat, bij de vraag wat een redelijke termijn voor nakoming is (art. 6:82 lid 1 BW), het niet alleen hoeft te gaan om de termijn die vanaf dat moment nodig is om de tekortkoming weg te nemen maar ook:
- de tijd moet worden meegewogen die de schuldenaar vóór de aanmaning heeft gehad om zich voor te bereiden;
- waarbij het de schuldenaar in de meeste gevallen niet vrijstaat om te wachten met de voorbereidende handelingen tot hij aangemaand wordt;
- waardoor termijnen die eerder zijn gesteld en het eerder door de schuldeiser sommeren van de schuldenaar van belang kunnen zijn bij de beoordeling van de redelijkheid van de in een aanmaning gestelde termijn; en
- waarbij de door de schuldenaar gewekte verwachtingen ten aanzien van de termijn van nakoming meewegen.
De Hoge Raad overweegt daarnaast dat de omstandigheden van het geval kunnen meebrengen dat het verzuim van de schuldenaar ook intreedt indien de schuldenaar niet of niet toereikend reageert op een verzoek van de schuldeiser om:
- binnen een redelijke termijn toe te zeggen dat hij binnen een gestelde, eveneens redelijke, termijn zal nakomen; of
- om zich binnen een redelijke termijn uit te laten over de wijze waarop en de termijn waarbinnen hij door de schuldeiser omschreven gebreken in de uitvoering van de overeenkomst zal herstellen.
Tot slot
Al met al geeft de Hoge Raad in deze uitspraak een aantal handvatten, maar laat hij ook het nodige onduidelijk. Veel hangt immers af van de omstandigheden van het geval.
Neemt u gerust contact op met Jan Hein Meerburg bij vragen over een concrete casus.