ABRvS 21 augustus 2019, ECLI:NL:RVS:2019:2820
Onderwerp uitspraak
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (de Afdeling) heeft op 21 augustus 2019 een interessante uitspraak gedaan over een noodbevel van de burgemeester van Veldhoven. Met dat bevel verbood de burgemeester een conferentie in zijn gemeente. Ik doe hier kort verslag van de zaak en de uitkomst daarvan.
Waar gaat de zaak over?
De burgemeester verbiedt in april 2017 de meerdaagse conferentie van Young Peoples Front for Democracy and Justice (YPFDJ) in het conferentiecentrum Koningshof te Veldhoven. Dit is een aan de Eritrese regering gelieerde organisatie. Op de bijeenkomst zal onder andere een naaste adviseur van de president van Eritrea komen spreken. Tegenstanders van het Eritrese regime grijpen de gelegenheid aan om van zich te laten horen. De burgemeester stelt het verbod in door middel van een noodbevel op grond van artikel 175 van de Gemeentewet. Hij vreest op grond van incidenten die op dat moment al hebben plaatsgevonden bij de Koningshof, berichten op de sociale media, berichten via andere kanalen en de complexe beveiligingssituatie bij de Koningshof dat er “ernstige wanordelijkheden” zullen ontstaan. Bovendien adviseert de politie hem de conferentie te verbieden. “Ernstige vrees” voor “ernstige wanordelijkheden” is een van de gronden waarop een noodbevel mag worden opgelegd.
Uitspraak van de rechtbank (2018)
De rechtbank Oost-Brabant, die zich eerder over het noodbevel boog, oordeelde dat de burgemeester de conferentie niet had mogen verbieden. Zij vond dat er weliswaar voldoende reden bestond voor de vrees van de burgemeester dat er ernstige wanordelijkheden zouden kunnen ontstaan, maar zag daarin onvoldoende reden voor het verbod. De burgemeester had volgens haar beter moeten onderzoeken of er een alternatief was voor het uitvaardigen van een noodbevel waardoor de conferentie toch door had kunnen gaan. Aan het advies van de politie had de burgemeester geen doorslaggevende betekenis mogen toekennen: hij had volgens de rechtbank, kort samengevat, moeten doorvragen naar de mogelijkheden voldoende politie op de been te brengen om de conferentie in goede banen te leiden.
Hoger beroep Nederlands Eritrees platform en anderen
Stichting Nederlands Eritrees platform en anderen komen op tegen de uitspraak van de rechtbank. Zij vinden dat de rechtbank ten onrechte heeft geoordeeld dat er reden was voor ernstige vrees voor het ontstaan van ernstige wanordelijkheden. De Afdeling is het echter eens met de rechtbank en de burgemeester dat voor die vrees voldoende aanleiding bestond en verwerpt dit hoger beroep. Daarmee is nog niet gezegd dat het noodbevel door de beugel kon.
Hoger beroep burgemeester
De burgemeester komt ook op tegen de rechtbankuitspraak. Hij vindt dat de rechtbank het noodbevel in stand had moeten laten nu hij dat mede heeft gebaseerd op het advies van de politie. De Afdeling verwerpt het hoger beroep van de burgemeester. Ik vat haar overwegingen hier samen.
De conferentie wordt beschermd door het recht op de vrijheid van vergadering, een grondrecht dat is neergelegd in artikel 9 van de Grondwet en artikel 11 van het EVRM. Volgens de Afdeling moet de burgemeester de bescherming van dit grondrecht als uitgangspunt nemen bij de afweging of hij een bevel geeft tot het opleggen van een verbod op een bijeenkomst. Ook als de vergadering onderwerpen betreft die bij anderen weerstand of agressie oproepen, mag hij die in beginsel niet verbieden of beëindigen wegens de verwachte weerstand. De Afdeling gaat vervolgens in op de vraag wanneer ondanks dit uitgangspunt een verbod aan de orde kan zijn.
Zij overweegt:
De burgemeester mag alleen overgaan tot het verbieden of beëindigen van een vergadering als hier in het geding als hij, gelet op de ernst van de te vrezen wanordelijkheden, in redelijkheid kan oordelen dat hij die situatie, ook met de hem ter beschikking staande middelen niet kan beheersen. Tot de hem ter beschikking staande middelen moeten ook worden gerekend de middelen die hem redelijkerwijs binnen de vereiste termijn ter beschikking kunnen worden gesteld. Gelet op het te hanteren uitgangspunt moeten hoge eisen worden gesteld aan de zorgvuldigheid waarmee een dergelijk besluit tot beperking van het grondrecht wordt voorbereid en genomen, de inzichtelijkheid van dit besluit en de draagkracht van de motivering van dat besluit. Dit vergt van de burgemeester dat hij zich grondig informeert over de mogelijkheden om het recht van vergadering te beschermen en dat hij slechts in uitzonderlijke gevallen, waarin sprake is van bestuurlijke overmacht, mag overgaan tot het verbieden van een vergadering als hier aan de orde.
De Afdeling vindt evenals de rechtbank dat de burgemeester niet alleen op het advies van de politie had mogen afgaan, maar had moeten doorvragen naar de mogelijkheden de conferentie te beschermen. Dat heeft hij onvoldoende gedaan. De burgemeester heeft niet gevraagd welke aanvullende maatregelen nodig waren, waaronder het benodigde aantal extra agenten, en op welke termijn deze beschikbaar konden zijn. Zodoende heeft hij de beheersbaarheid van de situatie volgens de Afdeling onvoldoende onderzocht.
Conclusie
De uitspraak laat zien dat ook in een noodsituatie groot belang toekomt aan de bescherming van grondrechten als de vrijheid van vergadering. De eerbiediging daarvan is de regel waarop alleen als er een onbeheersbare situatie dreigt te ontstaan een uitzondering kan worden gemaakt. De burgemeester mag er niet snel van uitgaan dat de situatie onbeheersbaar is. Een advies van de politie is onvoldoende basis daarvoor. De burgmeester moet zelf de mogelijkheden onderzoeken die er zijn om een verbod te voorkomen om zo tot een eigen, zorgvuldig voorbereide en draagkrachtig gemotiveerde afweging komen.