Op 1 november 2021 is de Nederlandse Wet Oneerlijke Handelspraktijken Landbouw en Voedselvoorzieningsketen (‘Wet OHP’) in werking getreden. Deze sectorspecifieke wet moet de positie van leveranciers van landbouw- en voedselproducten (zoals boeren, tuinders en vissers) in de keten versterken en de inkoopmacht van sterke marktpartijen (zoals supermarkten) beperken.
Sinds de inwerkingtreding van de Wet OHP (1 november 2021), moeten nieuwe contracten voldoen aan de wet. Vanaf 15 april 2022 moeten ook bestaande contracten zijn aangepast en voldoen aan de Wet OHP. In een recent persbericht maakt de ACM bekend dat de ACM de komende weken verder gaat met het bekend maken van de Wet OHP. Zo worden verschillende presentaties gegeven bij branche- en productorganisaties. Daarnaast worden (online) media ingezet om leveranciers op de wet te wijzen.
Toepassingsbereik Wet OHP
De Wet OHP geldt alleen als de leverancier een relatief kleine partij is ten opzichte van zijn afnemer. Dit wordt bepaald aan de hand van omzetdrempels zoals uiteengezet in de Wet. Hierdoor geldt de Wet OHP volgens de ACM ‘alleen voor situaties met scheve machtsverhoudingen’. Volgens de wetgever moeten boeren, tuinders, maar ook vissers en andere leveranciers van landbouw- en voedselproducten (zoals vleesverwerkers, zuivelfabrieken en groothandelaren die leveren aan detailhandel) door de Wet OHP een sterkere onderhandelingspositie krijgen ten opzichte van grote en geconcentreerde afnemers.
Verboden handelspraktijken onder Wet OHP
De Wet OHP verbiedt handelspraktijken die nadelig zijn voor leveranciers van landbouw- en voedselproducten zoals:
- het op korte termijn (< 30 dagen) annuleren van levering van bederfelijke producten door de afnemer;
- het te laat betalen van producten (30 dagen voor bederfelijke producten en 60 dagen voor niet bederfelijke producten);
- het eenzijdig wijzigen van de leveringsvoorwaarden door de afnemer (zoals volume, kwaliteitsnormen of prijzen);
- de leverancier laten betalen voor (i) zaken die geen verband houden met de verkoop van de producten, (ii) bederf en verlies van de producten dat zich voordoet bij de afnemer, (iii) onderzoek naar klachten van klanten in verband met de verkoop van producten van de leverancier ondanks het ontbreken van nalatigheid of schuld van de leverancier, etc.; en
- het dreigen met vergeldingsacties, zoals het uit de verkoop halen van producten, indien de afnemer zijn contractuele of wettelijke rechten uit wil oefenen.
De Wet OHP zet tevens uiteen dat sommige handelspraktijken enkel mogelijk zijn indien deze vooraf samen zijn afgesproken door partijen. Zo mag een afnemer niet zonder dat dit voorafgaand is afgesproken onverkochte producten terugsturen zonder te betalen voor die producten of vergoedingen vragen voor kosten voor opslag, promotie/marketing, opname in het assortiment, etc.
Melding van oneerlijke handelspraktijken
Het is voor voedselleveranciers mogelijk om zowel bij de ACM als bij de onder de wet in het leven geroepen Geschillencommissie melding te doen van een oneerlijke handelspraktijk onder de Wet OHP. Bij overtreding kan de ACM een bestuurlijke boete of een last onder dwangsom opleggen. De bestuurlijke boete kan maximaal € 900.000 bedragen of, indien dat meer is, 10% van de omzet van de overtreder. De ACM beseft dat een melding de relatie tussen leverancier en afnemer kan schaden. Daarom is anoniem melden ook mogelijk. Verder kunnen brancheorganisaties, verenigingen of groepen leveranciers namens hun leden een melding doen. De ACM kan bij vermoedens een zelfstandig onderzoek starten. De Geschillencommissie kan een bindende uitspraak doen en kan daarbij een vergoeding toekennen voor geleden schade. De procedures bij de ACM en de Geschillencommissie staan los van elkaar.
Meer weten over dit onderwerp? Neem contact op met Renske Sinke.